De hoofdstad van een evenzoo genoemd Turksch ejaleet in Armenië, ligt op den zuid-oostelijken oever van het uitgestrekte Wanmeer (67 □ geogr. mijl), is de zetel van een gouverneur, heeft eene citadél en andere vervallen vestingwerken, eenige katoennijverheid, visscherij, handel in vruchten enz. en 12tot 15000 inwoners, meerendeels Armeniërs. Deze stad droeg bij de Grieken den naam van Thospia of Buana en wordt door de Armeniërs ook Semiramagerd (Stichting van Semiramis) geheeten. In de rots namelijk, waarop de citadél zich verheft, heeft men ruime holen en gewelven met overblijfselen van aloude gedenkteekens en beelden met spijkerschrift, en men oordeelde dat dit alles afkomstig was van Semiramis.
Daaruit en tevens uit overleveringen en uit berigten van Mozes van Chorene blijkt voldoende, dat Wan reeds in overouden tijd eene aanzienlijke stad en de zetel van Perzische Koningen geweest is. Men meent, dat zij haren naam heeft ontvangen in de 4de eeuw vóór Chr. naar den Perzischen koning Wan. Nadat zij verwoest was, werd zij door Vagharsjack, de eerste Armenische Arsacide, in 152 vóór Chr. onder den naam van Semiramagerd wederom opgebouwd. Men verhaalt voorts, dat koning Tigranes haar in de eerste eeuw vóór Chr. met krijgsgevangen Israëlieten bevolkt en dat de Perzische koning Sapor II haar in de 4de eeuw na Chr. wederom verwoest heeft. Later (tot 1021) komt zij voor als de verblijfplaats van het Armenische vorstenhuis der Ardzroeni in het landschap Waspoerakan. Later kwam zij achtervolgens onder de heerschappij der Byzantijnen, der Seldsjoeken en der Toerkmenen, werd in 1387 en 1392 door Timoer, in 1425 door den Toerkmene Iskander veroverd en in 1533 en 1548 door de Turken aan de Perzen ontrukt, maar door laatstgenoemden onder Alias II in 1636 gedurende korten tijd heroverd. Alleen de stad is thans in het bezit der Turken, terwijl de omstreken in handen zijn van de Koerden.