Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Sturler

betekenis & definitie

Willem Louis de Sturler, een verdienstelijk schrijver over koloniale aangelegenheden en geboren te Tiel den 15den Junij 1802, vertrok als officier der genie naar Oost-Indië, ontving er wegens zijne in den slag van Palembang bewezen diensten de Militaire Willems-orde, keerde als gepensioneerd majoor terug en vestigde zich te ’s Gravenhage, waar hij in het laatst van November 1879 overleed.

Hij schreef: „Verleden en tegenwoordige toestand van het eiland Java (naar het Hoogduitsch, 1841)”, — „Proeve eener beschrijving van het gebied van Palembang (1843)”, — „De landbouw tusschen de keerkringen (naar het Engelsch, 1845)”, — „Reis naar Java en Madura (naar het Hoogduitsch, 1846)”, — „Natuurlijke voordeelen van bodem en luchtstreek van Java enz. (1847)”, — „Vlugtige aanteekeningen op de „Beschouwingen over Ned. Indië”, door den generaal-majoor baron Nahuys van Burgst (1847)”, — „Korte beschouwing van eenige der voornaamste natuurlijke voortbrengselen van den Indischen bodem, met het oog op de plaatselijke vrijheid en de denkbeelden van kolonisatie op Java (1848)”, — „Voorlezing over den innerlijken rijkdom onzer O. I. bezittingen, in verband met den oorsprong en den aard der zedelijke en maatschappelijke gesteldheid der bevolking van die gewesten (1849)”, — „Beschouwing van den toestand der Indische bevolking, in verband met de belangen van moederland en koloniën (1850)”, — „Over de delving van metalen en andere mineralogische voortbrengselen in onderscheidene deelen der wereld (1851)”, — „Beschouwingen over Nederlandsch Indië, in betrekking tot het Reglement op het beleid der regéring van N. Indië (1852)”, — „Catalogue descriptif des espèces de bois de l’Archipel des Indes Orientales (met goud bekroond)”, — „Bijdrage tot kennis en rigtige beoordeeling van den zedelijken en maatschappelijken toestand van het Palembangsche gebied (1855)”, — „Handboek voor den landbouw in N. Indië enz. (1863)”, — en „Algemeene opmerkingen omtrent de tinmijnen op Bangka (1867)”.

< >