Stirling of Stirlingshire, een graafschap in het zuiden van Schotland, grenst in het oosten aan de Forthbaai der Noordzee en telt op nagenoeg 22 □ geogr. mijl omstreeks 100000 inwoners. Het is in zijn noordwestelijk gedeelte eene kale bergstreek, waar de Ben Lomond zich ter hoogte van 973 Ned. el verheft, door eene strook veengrond gescheiden van de Campsie Fells (577 Ned. el hoog), terwijl het oostelijke gedeelte eene vlakte vormt met vruchtbare bouwlanden. De voornaamste rivieren zijn er de Forth, de Carron en de Endrick. Dit graafschap bevat een grooten rijkdom van delfstoffen, vooral steenkolen en ijzer.
Van de geheele oppervlakte is 21% met bouwland en 14%0 met weiland bedekt. De veeteelt is er van veel belang, vooral de schapenfokkerij, terwijl de nijverheid er zich bezig houdt met wolweverij en ijzersmelterij. In het zuidoosten van dit graafschap heeft men het Forth-Clyde-kanaal, hetwelk de Noordzee met de lersche zee verbindt. In den tijd der Romeinen werd er de vermaarde Pictenwal opgeworpen. — De evenzoo genoemde hoofdstad, aan de bevaarbare Forth en aan de helling van een heuvel gelegen, heeft een ouderwetsch voorkomen, eenige merkwaardige gebouwen en omstreeks 15000 inwoners. In eene nabijgelegen vlakte versloeg Wallace in 1297 de Engelschen, en ter gedachtenis van deze zegepraal is er een gedenkteeken opgerigt. In 1304 maakten de Engelschen zich meester van het kasteel te Stirling, maar moesten het na den slag van Bannockburn weder ontruimen (1316). Ter verheerlijking van deze overwinning der Schotten verrees er in 1877 een standbeeld van Robert Bruce.
Stirling. Onder dezen naam vermelden wij:
William Alexander, graaf van Stirling, een Britsch staatsman en dichter. hij was geboren in 1580 te Menstria in Schotland, werd in 1614 ridder, daarna stadhouder der kolonie Nieuw-Schotland, tot wier stichting hij aan koning Karel een plan voorlegde, in 1626 staatssecretaris van Schotland, in 1630 pair van dat Rijk met den titel van viscount, in 1633 graaf van Stirling, en overleed in 1640. Hij heeft onderscheidene geschiedkundige treurspelen geschreven, naar het modél der Grieksche en Romeinsche.
James Stirling, geboren tegen het einde der 17de eeuw. Hij studeerde te Oxford en legde zich vooral toe op de wiskunde. Door zijn geschrift: „Lineae tertii ordinis newtonianae (1717)” verwierf hij het lidmaatschap van het Koninklijk Genootschap te Londen. Voorts leverde hij nog: „Methodus differentialis (1730)” en andere werken over wiskunde. Zijn sterfjaar is niet met zekerheid bekend.