Rochefort-Luçay (Victor Henri, graaf van), een Fransch dagbladschrijver, geboren te Parijs den 30sten Januarij 1830, zag zich genoodzaakt, voor het onderhoud te zorgen van zijne moeder, zijne zuster en zichzelven, zoodat hij zich met zeer ondergeschikte betrekkingen, met die van huisonderwijzer, schrijver en commies op een stedelijk bureau moest vergenoegen. Inmiddels zette de begaafde jongeling zijne studiën voort, inzonderheid over de kunst, zooals blijkt uit zijn werk: „Les mystères de l’hôtel des ventes (1862)". Daarna schreef hij boijpende romans en hoofd-artikels, deze laatste als redacteur van den „Charivari”, — „Nain Jaune", — en „Figaro”. Toen hij in 1868 op last van het ministérie uit de redactie van „Figaro” verwijderd werd, schreef hij het weekblad: „La Lanterne”, dat op scherpen, geestigen toon zijne aanvallen rigtte tegen het tweede Keizerrijk, zoodat hij zich zware boete en gevangenisstraf op den hals haalde, terwijl 120000 exemplaren van zijn blad werden gedrukt.
Gedurende eenigen tijd nam hij de wijk naar Brussel, doch in 1869 werd hij te Parijs gekozen tot afgevaardigde naar het Wetgevend Ligchaam. Wegens het beleedigen der Keizerlijke familie in de door hem geredigeerde „Marseillaise” en wegens zijne demonstratie bij de begrafenis van Victor Noir, door prins Pierre Bonaparte doodgeschoten, werd hij den 22sten Januarij 1870 tot 6 maanden gevangenisstraf veroordeeld. Den 4den September 1870 was hij lid der regéring als minister zonder portefeuille en belast met het opwerpen van barricaden. Wegens zijn dubbelzinnig gedrag bij den opstand van 31 October legde hij intusschen zijn ambt neder en nam den 3den Maart ook zijn ontslag als lid van het Wetgevend Ligchaam, omdat hij den afstand van Elzas-Lotharingen als eene onwettige daad beschouwde. In de „Marseillaise” bevorderde hij de beweging der Commune, zonder den moed te bezitten, zich openlijk aan hare zijde te scharen. Nadat zijn blad door de Commune verboden was, poogde hij in het begin van Mei uit Parijs te vlugten, maar werd te Meaux herkend, in hechtenis genomen en door den krijgsraad te Versailles tot deportatie veroordeeld. In 1873 bragt men hem naar Nieuw-Caledonië, maar hij wist in Maart 1874 over Australië en Amerika naar Europa te ontsnappen en vertoeft bij afwisseling in Zwitserland en in België, waar hij eene nieuwe „Lanterne” met hatelijke uitvallen tegen het tegenwoordige Fransche bewind in het licht gaf, maar zonder bijval te vinden. Voor korten tijd schreef hij: „De Nouméa en Europe; retour de la Nouvelle Calédonie (1877)”.