Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Ripon

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Frederick John Robinson, viscount Goderich, graaf van Ripon, een Engelsch staatsman. Hij werd geboren den 1sten November 1782, studeerde te Harrow en Cambridge, werd daarna secretaris van lord Harwick (stadhouder van Ierland), in 1806 lid van het Lager Huis, in 1809 voor korten tijd onderstaatssecretaris, in 1810 schatmeester der marine en daarop vicepresident van den Board of trade. Later vergezelde hij Castlereagh op het vaste land en was tegenwoordig bij de onderhandelingen te Chaumont en Châtillon. Eene graanwet, welke hij ten nadeele der lagere volksklassen in 1815 in het Parlement doordreef, verwekte oproer, en daarbij werd de schilderijenverzameling van het geslacht Ripon vernield. Canning verhief hem in 1822 tot kanselier der schatkist en in 1827 tot minister van Koloniën, terwijl hij tevens van den Koning den titel ontving van viscount Goderich.

In het Hooger Huis verdedigde hij meermalen de liberale gevoelens van Canning, en zag zich na het overlijden van dezen in 1827 belast met de vorming van een nieuw Kabinet, aan welks hoofd hij zich plaatste. Hij gevoelde echter, dat hij niet berekend was voor deze betrekking, zoodat hij reeds in December van dat jaar zijn ontslag nam. In 1830 werd hij weder minister van Koloniën, doch in 1833 grootzegelbewaarder, welke betrekking hij in 1835 nederlegde. Vervolgens naderde hij nogmaals tot de Tories, en toen deze in 1841 weder aan het roer kwamen, maakte hij als voorzitter van den Board of trade weder deel uit van het bewind. Daar hij echter niet eenstemmig dacht met Peel, verwisselde hij dat ambt met dat van voorzitter van het Indisch bestuur, maar keerde in 1846 tot het ambteloos leven terug, en overleed den 28sten Januarij 1859.

George Frederick Samuel Robinson, markies van Ripon, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren den 24sten October 1827, voegde zich bij de radicale partij en werd in 1853 lid van het Parlement. Bij zijn grafelijken titel erfde hij in 1859 nog dien van graaf de Grey. In het laatste ministérie Gladstone bekleedde hij het ambt van lord-president van den Geheimen Raad (Privy council) en werd in 1871 lid der scheidsregtelijke commissie in de Alabamavraag. In 1871 werd hij markies van Ripon, maar trad af bij den val van Gladstone en behoorde in het Hooger Huis tot de liberale oppositie. In 1870 werd hij grootmeester der Engelsche vrijmetselaars, doch legde in 1874 die betrekking neder en ging den 4den September van dat jaar over tot de R. Katholieke Kerk.

< >