Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Radowitz

betekenis & definitie

Radowitz (Joseph von), een Pruissisch generaal en staatsman, geboren den 6den Februarij 1797 te Blankenburg in den Harz, trad in 1812 in dienst bij de Westfaalsche artillerie, voerde in den volkerenslag bij Leipzig bevel over eene batterij en werd er gewond en gevangen genomen. Na de vernietiging van het koningrijk Westfalen, trad hij in dienst in Keur-Hessen en werd na het eindigen van den oorlog eerste leeraar in de wis- en krijgskunde aan de militaire school te Cassel. In 1823 ging hij over in Pruissische dienst en werd kort daarna de leermeester van prins Albrecht. In 1828 werd hij tot verschillende eervolle betrekkingen en in 1830 tot chef van den generalen staf der artillerie benoemd.

Door zijn huwelijk met gravin Maria von Vosz kwam hij in den kring der hooge Pruissische aristocratie en werd een vriend van den Kroonprins, later koning Friedrich Wilhelm IV. Daar men meende, dat hij dezen tot de R. Katholieke Kerk wilde brengen, zond men hem in 1836 als militair gevolmagtigde naar de vergadering van den Bondsdag. In 1842 was hij buitengewoon gezant en gevolmagtigd minister aan de Hoven te Karlsruhe, Darmstadt en Nassau, en in 1845 werd hij bevorderd tot generaal-majoor. In 1848 vertrok hij naar Weenen, om er over de hervorming van den Bond te onderhandelen. De volksbeweging te Berlijn was oorzaak, dat hij zijn ontslag nam uit de Pruissische staatsdienst. Weldra echter werd hij door Westfalen afgevaardigd naar het Parlement te Frankfort, waar hij de leider werd der uiterste regter zijde.

In 1849 kwam hij mede aan het hoofd van het voorloopig Bondbestuur en belastte zich in September 1850 met de portefeuille van Buitenlandsche Zaken in Pruissen. Zijn raad, om zich openlijk te verzetten tegen de politiek van Oostenrijk, werd verworpen, zoodat hij zijn ontslag nam. Nu begaf hij zich naar Erfurt, maar de Koning riep hem in Augustus 1852 naar Berlijn en benoemde hem tot directeur van het militair onderwijs. Hij overleed den 25sten December 1853. Van zijne geschriften vermelden wij: „Die spanische Successionsfrage (1837)”, — „Wer erbt in Schleswig? (1845)” — „Gespräche aus der Gegenwart über Staat und Kirche (1846; 4de druk 1851)”, — „Deutschland und Friedrich Wilhelm IV (1846)”, — „Neue Gespräche aus der Gegenwart (1851, 2 dln)”, — „Handbuch für die Anwendung der reinen Mathematik (1827)”, — „Ikonographie der Heiligen, ein Beitrag zur Kunstgeschichte (1834)”, — en „Die Devisen und Motto’s des spätern Mittelalters (1850)”. Zijne „Gesammelte schriften” verschenen in 1852— 1853 in 5 deelen.

< >