Playfair (Lyon), een verdienstelijk scheikundige, geboren in 1819 te Meeroet in Bengalen, studeerde te Glasgow en te Gieszen in de scheikunde, belastte zich daarna met het beheer van eene groote katoendrukkerij te Clitheroe, maar zag zich in 1843 benoemd tot hoogleeraar in de scheikunde te Manchester, waarna hij lid werd van de door Robert Peel benoemde commissie tot onderzoek van den gezondheidstoestand in de groote steden. Zijne belangrijke rapporten bezorgden hem een goeden naam, en hij werd scheikundig bestuurder van het muséum voor practische geologie te Londen en hoogleeraar in de scheikunde aan de Koninklijke „School of mines” aldaar. Met ijver was hij werkzaam ter gelegenheid van de wereldtentoonstellingen te Londen in 1851 en 1862, en tijdens de laatste was hij belast met de zamenstelling der jury.
In 1853 werd hij met Cole secretaris van het pas opgerigte departement voor wetenschap en kunst en in 1856 inspecteur-generaal der Koninklijke muséa en der technische scholen. In 1858 beriep men hem als hoogleeraar in de scheikunde te Edinburgh, en in 1868 werd hij vertegenwoordiger der universiteit aldaar in het Parlement. Behalve talrijke opstellen in tijdschriften schreef hij : „Report on the coals suited to the steam navy (1846)”, — „On the Chemical relations of manufactures in the exhibition of 1851 (1852)”, — „Report on the industrial instruction of the continent (1852)”, — „On Chemical principles (1852)”.
