Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Peking

betekenis & definitie

Peking, in het Chineesch Beitsin (Noordelijke Hoofdstad) is de hoofdstad van het Chinésche Rijk, de residentie van den Keizer en eene van de grootste steden onzer aarde. Zij ligt op 39°45' N. B. en 116°30' O. L. van Greenwich en ter hoogte van 37 Ned. el boven de oppervlakte der zee, in een vruchtbaar en uitmuntend bebouwd gewest, hetwelk door zijn opgaand hout aan het Engelsche landschap doet denken, aan eene zijrivier van de Peiho, en is van eenige kanalen doorsneden. Het klimaat is er zacht; de gemiddelde warmte van het jaar bedraagt er 121/20 C. en de regenhoogte 615 Ned. streep. Gemelde zijrivier verdeelt Peking in eene Chinézen- en in eene Tartarenstad, en men vermeldt, dat de eerste een omtrek heeft van 16 en de tweede een van 22 Ned. mijl.

Beide zijn voorts gescheiden door een muur ter hoogte van 9 Ned. el, met 3 poorten, welke des nachts gesloten worden. De straten zijn breed en snijden elkander onder regte hoeken, maar tevens vol stof en onreinheid. De huizen zijn laag; die der geringere volksklassen kan men naauwelijks hutten noemen, doch die der aanzienlijken zijn door een hoogen muur van de straat gescheiden en van ruime binnenpleinen voorzien. Het verkeer op straat is er, inzonderheid in de Chinézenstad, verbazend druk. In het midden der Tartarenstad verheft zich het Keizerlijk paleis, uit een aantal afzonderlijke gebouwen bestaande en omgeven door een dikken muur, welke eene ruimte afbakent ter lengte van 910 en ter breedte van 720 Ned. el. Al die gebouwen zijn van rooden gebakken steen opgetrokken; de daken van het paleis zijn geel, die van de verblijven der mandarijnen enz. lichtgroen, en de tempeldaken donkerblaauw. De grootste pleinen zijn er met gekleurde en verglaasde tigchelsteenen geplaveid. In de Tartarenstad verheft zich de sterrewacht met fraaije, door Chinézen vervaardigde instrumenten, waaronder zich eene hemelglobe bevindt met eene middellijn van 2 Ned. el, waarop men al de sterrebeelden vindt voorgesteld.

Ongeveer een uur gaans buiten den muur vindt men den Tempel der Klok met eene verbazend groote ijzeren klok, en men ziet er een kerkhof van de Jezuïeten en een van andere Europeanen. Nabij den stadsmuur heeft men de woonplaatsen der Europésche gezanten, het verblijf der Russische koloniën, alsmede eenige Christelijke kerken en Europésche inrigtingen. — De Chinézenstad is het burgerlijke Peking met eene uit Chinézen, Mandsjoe’s, Mongolen, Koreanen, Japannézen, Tibetanen enz. zamengestelde bevolking. Hier heeft men eene menigte van winkels en magazijnen. Bij al de drukte ontwaart men tevens een diep verval van voormalige grootheid. De straten gelijken er op drooge rivierbeddingen: puin en modder zijn er vermengd en opgehoopt, en kwalijkriekende stof vervult er den dampkring. Men heeft er tempels, gewijd aan den Hemel, aan de Aarde, aan Zon en Maan, een altaar voor den Landbouw enz. De Hemeltempel heeft een omvang van 5 Ned. miji, en naast het voornaamste heiligdom verheffen er zich andere tempels en woonverblijven voor de Keizerlijke familie. De tempel zelf is een prachtig gebouw ter hoogte van 30 Ned. el, bestaande uit 3 verdiepingen en geplaatst op een vlak, ter hoogte van 9 Ned. el, zoodat men langs 27 trappen derwaarts opklimt.

Hier brengt de Keizer jaarlijks eene offerande van 11 ossen, 12 rammen enz. In zijne nabijheid ligt ook de „Heilige akker”, waarop de Keizer telken jare eene voor omploegt. De Boeddhisten bezitten er zoowel in de Chinézenals in de Tartarenstad een klooster, ieder met 2tot 3000 monniken. Omtrent het aantal inwoners zijn de gevoelens zeer verdeeld. De laatste Chinésche volkstelling van 1845 vermeldt een bedrag van 1648000 zielen voor Peking en van 21/2 millioen voor Peking met de districten Dassin en Wanpin.

Reizigers van den nieuweren tijd spreken van 900000 en Bretschneider zelfs van slechts 500000 inwoners. Men heeft er geene stedelijke verordeningen, maar de rust wordt er bewaard door eene sterke politie. In de stad liggen naauwelijks 10000 man troepen, en de garde bevindt zich in het noorden van Peking op het kasteel Joean-min-joeën,terwijl de veldtroepen wacht houden aan den benedenloop van de Peiho. Er zijn talrijke inrigtingen voor onderwijs en opvoeding, en sedert 1868 bestaat er eene universiteit, waarbij ook Europeanen als hoogleeraars werkzaam zijn.

Peking werd gesticht door keizer Choebilai in 1279, die zijn zetel uit Nangking derwaarts verplaatste, in 1470 vernieuwd door keizer Joenglo, in 1644 door de Mandsjoe’s bij den val der dynastie Ming geplunderd, en in 1662 en 1730 door eene aardbeving geteisterd, waarbij 300000 en 100000 menschen om het leven kwamen. Den 12den October 1860 werd de stad door Engelschen en Franschen bezet, die haar na het sluiten van den vrede ontruimden. Reeds in 1728 hebben de Russen eene volkplanting te Peking gesticht. Sedert den opium-oorlog houden gezanten van verschillende Mogendheden hun verblijf te Peking.

< >