Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Peculium

betekenis & definitie

Peculium is in het Romeinsche regt het kapitaal, dat aan een persoon, die in de magt van een ander is (zoon of slaaf) door den magthebber (vader of meester) gegeven wordt, om het afzonderlijk en gescheiden van het vermogen van den vader of meester te bezitten, te beheeren en er eene bepaalde soort van nijverheid mede uit te oefenen. Het komt wel in de handen van den zoon of slaaf, maar blijft het eigendom van den vader of meester, doch het kan hun bij emancipatie of vrijlating worden geschonken. De geëmancipeerde zoon, die het peculium ontvangen heeft, moet het bij het erven der vaderlijke nalatenschap met zijne broeders en zusters verrekenen. Later is toegestaan, dat hij het bij verbeurdverklaring van het vaderlijke goed mag houden. bij het handel drijven van een zoon of slaaf was de vader of meester verbonden voor het bedrag van het toegestaan peculium.

Voorts bepaalde men, dat een meerderjarige zoon, in krijgsdienst getreden, het onbeperkt eigendom zou verkrijgen van ’t geen hij daarin verwierf, en men gaf daaraan den naam van peculium castrense of legergeld. Wijders ontstond ten tijde van Diocletianus de bepaling, dat al wat een zoon in burgerlijke bedieningen of Hof-ambten won desgelijks zijn eigendom zou wezen, hetwelk peculium guasicastrense werd genaamd. Een zoon kon tot het bedrag daarvan schulden maken en er bij uitersten wil over beschikken.

< >