Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Oranjerivier-Republiek

betekenis & definitie

Oranjerivier-Republiek of Oranje-Vrijstaat, een Staat in Zuid-Afrika, in den zuidoosthoek van het groote Zuid-Afrikaansche Hoogland, ligt tusschen 27-31°Z.B. en 25-29°40' O.L. van Greenwich. Hij grenst in het zuiden aan de Oranjerivier, in het westen aan de Kaapkolonie (West-Griqualand), in het noorden aan de Vaal-rivier, welke hem scheidt van de voormalige Transvaalsche Republiek, en in het oosten aan het Kathlambageberge (den Drakenberg).

Men telt er op bijna 2000 geogr. mijl 57.000 inwoners, onder welke zich 37.000 van Européschen oorsprong bevinden; de overige zijn inboorlingen, namelijk Korana, Griqua, Boschjesmannen en Betsjoeanen. Het land vormt er in het algemeen eene hoogvlakte, die allengs naar het westen afdaalt. Het westelijk en noordelijk gedeelte bestaat uit groote, grazige vlakten, waarboven zich talrijke tafelvormige bergen verheffen. Naar de oostzijde verheft zich de grond allengs tot het Kathlambagebergte en tot de Wittebergen.

De grond wordt er besproeid door onderscheidene aanzienlijke rivieren, die echter des zomers meestal uitdroogen. Behalve de beide grensrivieren, de Oranjerivier en de Vaalrivier, is de Caledon, zich uitstortende in de Oranjerivier, de aanzienlijkste. Met de Vaalrivier vereenigen zich de Wilge met de Eland- en Liebenbergrivier, de Donkin, de Zand-, Vet- en Modderrivier.

Het klimaat is er in het algemeen zeer gezond en gematigd. In den zomer is het er niet zoo warm als in de Kaapkolonie, doch des winters heerscht er vaak eene gevoelige koude. De plantengroei is er in het algemeen schraal. Het weiland echter is welig begroeid met gras, langs de rivierzoomen afwisselend met mimosa’s en ander struikgewas. De weiden worden er door talrijke beken bevochtigd.

Tot de delfstoffelijke voortbrengselen behooren er steenkolen, ijzererts en zelfs goud. Het land is het meest geschikt voor de veeteelt, en men heeft er veel paarden, runderen en schapen. In het oostelijk gedeelte van den Staat verbouwt men tarwe, maïs en moorengierst. In de uitgebreide grasvlakten vindt men er antilopen, gnoe’s, quagga’s, rhinocerossen, olifanten en zelfs leeuwen.

Deze Vrijstaat is verdeeld in de districten Caledon (Smithfleld), Bloemfontein, Fauresmith, Winburg en Harry Smith. Het bestuur is er in handen van een door het volk voor den tijd van 5 jaar gekozen president, die met den landdrost van Bloemfontein en 2 burgers den Uitvoerenden Raad vormt, terwijl de wetgeving is toevertrouwd aan een Volksraad. In alle districten heeft men godsdienstleeraars en onderwijzers; de heerschende Kerk is er de Gereformeerde, en men spreekt er de Nederlandsche taal. De geldzaken bevinden er zich in een gunstigen toestand; de uitgaven bedroegen in 1874-1875 ruim 1.135.000 en de inkomsten 1.237.000 gulden.

De zetel der regéring is Bloemfontein. De handel in wol, struisvederen, vee en huiden neemt er gestadig toe, doch de voornaamste stapelplaats is Port Elizabeth, tot de Kaapkolonie behoorend. In 1836 was het land van dezen Vrijstaat nog eene ongebaande wildernis, enkel door Boschjesmannen en Betsjoeanen bewoond. Omstreeks dien tijd vestigden er zich Boeren, die de Kaapkolonie verlieten, en het land werd door eene proclamatie van Harry Smith, gouverneur van de Kaap, den 3den Februarij 1848 ingelijfd in het Britsche gebied, doch den 23sten Februarij 1854 als een zelfstandige Staat geconstitueerd. Nadat echter aan de Vaalrivier diamanten ontdekt waren, ontnamen de Engelschen aan dien Staat het westelijk gedeelte, hetwelk zij bij West-Griqualand der Kaapkolonie voegden.

< >