Musschenbroek (Petrus van), een verdienstelijk Nederlandsch natuurkundige, geboren te Leiden den 14den Maart 1692, studeerde aldaar in de wis-, natuur- en geneeskunde, woonde te Londen de lessen bij van Newton, en werd in 1719 hoogleeraar in de wiskunde en wijsbegeerte te Duisburg, in 1721 buitengewoon hoogleeraar in de geneeskunde aldaar, vertrok in 1723 als hoogleeraar naar Utrecht, waar hem in 1732 ook de lessen in de sterrekunde werden toevertrouwd, en ging eindelijk in 1740 als hoogleeraar in de wiskunde en wijsbegeerte naar Leiden, waar hij den 19den September 1761 overleed.
Hij heeft vele belangrijke ontdekkingen gedaan omtrent den magneet, vond een werktuig uit tot proefnemingen aangaande de wrijving der metalen, bewees dat zaâmgeperste lucht niets van hare veerkracht verliest, deed proeven omtrent de gekleurde ringen tusschen zaâmgeperste platen, bepaalde het soortelijk gewigt van water, vond den atmometer en pyrometer uit en bezigde de electriciteit tot verklaring van den regen. Ook zijne proeven omtrent de capillariteit zijn merkwaardig. Voorts is hij de uitvinder van de handelwijze om reeksen van waarnemingen door kromme lijnen voor te stellen. Hij was lid van de Koninklijke Académiën te Parijs, Montpellier, Stokholm, Petersburg enz. Hij werd beroepen naar Denemarken, Engeland, Pruissen en Rusland, en de Koning van Spanje bood hem een jaargeld van 25.000 gulden, maar hij wees al die aanbiedingen van de hand.
Van zijne geschriften vermelden wij: „Elementa physico-mathematica ad usus academicos (1726 en bij herhaling, ook in het Fransch)”, — „Dissertationes physicae experimentalis et geometricae de magnete etc. (1729)", — „Tentamina experimentorum naturalium in Academia del Cimento etc. (1731)”, — „Institutiones physicae (1734 en later)”, — „Institutiones logicae (1746)”, — en „De aeris praestantia in humoribus corporis humani (1739)”.