Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Methodisten

betekenis & definitie

Methodisten noemt men in de eerste plaats de Jezuïetische schrijvers, die in de 17de eeuw het Protestantismns volgens eene bepaalde dialectische methode bestreden, — maar in de tweede en voornaamste plaats eene uit de Anglicaansche Kerk voortgesprotene godsdienstige secte, welke geene nieuwe leerstellingen ontwierp, maar slechts den wensch koesterde om, evenals de Piëtisten en Labadisten op het vaste land, het Christendom tot een gemoedsleven te verheffen en tevens practisch vruchtbaar te maken. Om die wijze werden zij aanvankelijk slechts spottenderwijze Methodisten geheeten, namelijk lieden, die naar hunne methode vroom wilden wezen, terwijl men hunne rigting methodismus noemde. De stichter van het methodismus was John Wesley, die reeds als student te Oxford met Morgan, Kirkham, zijn broeder Charles en andere geestverwanten in 1729 eene vereeniging stichtte, wier leden zich wijdden aan het gemeenschappelijk gebed, aan het lezen van den Bijbel, aan het vieren van het avondmaal, aan het verkondigen van het Evangelie aan de onwetende menigte, en aan het bezoeken en bekeeren van zieken en gevangenen. Nadat in 1732 George Whitefield zich met hen verbonden had, ondernamen zij zendingsreizen.

De gebroeders Wesley waren sedert 1735 vooral werkzaam in Amerika, bepaaldelijk in Nieuw-Georgia, en eerst na hun terugkeer ontstond in 1739 een behoorlijk georganiseerd genootschap van Methodisten, omdat de geestelijken der Bisschoppelijke Kerk aan de leeraars der Methodisten den kansel verboden hadden. Alzoo zagen zij zich gedrongen om zich af te scheiden van de Anglicaansche Kerk, waarna zij eerst predikten in de opene lucht en daarna in eigene bedehuizen, „tabernakels” genaamd. Ook in Schotland en Ierland breidde de nieuwe secte zich spoedig uit, inzonderheid onder de geringere standen, en daartoe werkte de welsprekendheid van Wesley en Whitefield niet weinig mede. Door eene vroegere, doch in 1743 weder ontbondene vereeniging met de Hernhutters, die Wesley in Amerika en in Duitschland had leeren kennen, heeft de kerkelijke inrigting der Methodisten vele overeenkomst verkregen met die der Broedergemeenten. Om onderlinge heiligmaking te bevorderen verdeelt men de geheele vereeniging in klassen van 10 tot 15 personen van hetzelfde geslacht en van ongeveer gelijken stand, en plaatst aan het hoofd van elke klasse een leidsman of herder. Deze klassen, band societies genaamd, vormen in de algemeene vereeniging of united societies weder vereenigingen van uitverkorenen, die gehouden zijn tot het leiden van eene gestreng-godsdienstige levenswijs. Om de drie maanden wordt een gemeenschappelijk liefdefeest (love feast) gehouden. De viering van den Zondag wordt met naauwgezetheid gehandhaafd.

Op de overige dagen der week komen de Methodisten vóór 6 uur des ochtends en na 6 uur des avonds stiptelijk in den tabernakel, en in iedere maand wordt in elke gemeente eene nachtwaak met gezang, gebed en godsdienstige beschouwingen van den avond tot den ochtend gevierd. Hun rituaal is dat der Bisschoppelijke Kerk, doch bij hen treedt het gezang meer op den voorgrond, vooral het beurtgezang van mannen en vrouwen. Ook met betrekking tot de leerstellingen wijken de Methodisten niet af van de Anglicaansche Kerk, maar zij stellen meer belang in het practisch Christendom. Zij houden zich aan de uitspraken van den Bijbel en onderstellen eene voortdurende en onmiddelbare werking van den Heiligen Geest, waarvan naar hunne meening de bekeering afhankelijk is. Het eigenaardige van het Methodismus bestaat vooral in eene gestrenge zielszorg van allen voor ieder, hetwelk slechts geschieden kan door een aanhoudend stelsel van opmerking en bespieding, dat onwillekeurig aan de geestdoodende wederkeerige bewaking der Jezuïeten herinnert. Aan het hoofd der Vereeniging bevindt zich sedert 1744 de jaarlijksche Synode of de Generale Conferentie. Deze beslist over de kerkelijke tucht en benoemt bisschoppen voor de afzonderlijke districten, alsmede leeraars, die zich aan eene bepaalde gemeente verbinden of als reizende predikers (circuit riders) omzwerven. De eersten genieten geen jaargeld; zij behooren in den regel tot de gewone burgers, die door een of ander bedrijf in hun onderhoud voorzien.

Vooral deze bezoeken de Generale Conferentie en handhaven de kerkelijke tucht met de ouderlingen, die voor de stoffelijke belangen der gemeente zorgen. De kerkelijke tucht is zeer gestreng. In 1741 gaf de strijd over de verkiezing (tot uitverkorenen) aanleiding tot 1 eene scheuring: de Wesleyanen helden over tot de leer van Arminius, terwijl de Whitefieldianen zich vasthielden aan die van Calvijn. Terwijl eerstgenoemden zich in Engeland uitbreidden en hun hoofdzetel hadden te Londen, vormden laatstgemelden in Noord-Amerika een groot aantal vereenigingen, waarbij zich die der Duitsche Bisschoppelijke Methodisten voegden, in 1835 gesticht door Wilhelm Nastuit Würtemberg. Zeer dikwijls heeft men aldaar groote vergaderingen, door reizende predikers bestuurd; als deze in de stad plaats grijpen, noemt men ze revivals (verlevendigingen, opwekkingen), en worden ze op het land gehouden, waar ze gewoonlijk 8 dagen duren, dan heet men ze camp meetings (veldvergaderingen). Hier wordt door dweepzieke redevoeringen het gemoed geschokt en de verbeelding opgewonden, totdat de aandoeningen der aanwezigen zich in zuchten en tranen, in woeste kreten en in stuiptrekkende bewegingen openbaren. Om die reden heeft men aan de Methodisten ook wel den naam van jumpers (springers) gegeven. Wie in zoodanigen staat van bedwelming verkeeren, worden als boetvaardige zondaren beschouwd.

Toch heeft, in weerwil van die ziekelijke uitspattingen, het Methodismus onder de verwilderde volkerenmassa’s der Nieuwe Wereld volgens sommigen veel goeds tot stand gebragt en inzonderheid op de voormalige Negerslaven een zegenrijken invloed gehad, terwijl anderen beweren, dat het in zijne werking wel eens op dronkenmanswaanzin geleek. Intusschen heeft juist de slavenkwestie ook weder verdeeldheid gebragt onder de Amerikaansche Methodisten. Terwijl de AfrikaanschMethodistisch-Bisschoppelijke secte het houden van slaven verbood, werd zulks door de Methodistisch-Protestantsche partij veroorloofd. Ook in Engeland hadden gedurig scheuringen plaats; reeds terstond na den dood van Wesley verhief zich de partij der Nieuwe Methodisten (New Connexion). Zich verzettende tegen het uitgebreide gezag der Generale Conferentie, ontstond in 1810 onder den naam van Primitive Methodists (Oorspronkelijke Methodisten) of Ramters (Raaskallers) eene secte, die tot de oorspronkelijke vroomheid en eenvoudigheid der Christenen wenschte terug te keeren en ook aan de vrouwen het prediken vergunde. Sedert 1835 was voorts de London Wesleyan Methodist association een vereenigingspunt voor hen, die zich losmaakten van de Generale Conferentie.

Ook ontstonden in 1814 twee methodistische zendelingsvereenigingen te Londen, de Wesleyaansche en de Bisschoppelijke. Beide hebben met goed gevolg gewerkt, — de laatste vooral in Amerika. Ook in Zwitserland, inzonderheid in het canton Waadt, waar het volk hen spottenderwijs Momiers noemde, en in Duitschland, bepaaldelijk in Würtemberg en Bremen, vonden de Methodisten vele aanhangers. Sedert 1859 houden zij hunne Amerikaansche revivals niet alleen in Groot-Brittanje, maar ook op het vaste land van Europa, zooals vóór korten tijd Moodey en Sankey in ons Vaderland. Men heeft in Engeland 2 millioen en in!|Amerika ruim zooveel Methodisten, terwijl zij ook in Frankrijk sedert de Julij-revolutie van 1830 door hunne toetreding tot het Evangelisch Genootschap, door een leerstoel bij de theologische faculteit te Montauban en door de verspreiding van Bijbels en tractaatjes een aanmerkelijken invloed hebben verkregen.