Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Macaulay

betekenis & definitie

Thomas Babington Macaulay (lord), een uitstekend Engelsch geschiedschrijver, geboren den 25sten October 1800 te Rothley-Temple in Leicestershire, studeerde te Cambridge, wijdde zich aan de regtsgeleerdheid en trad in 1826 op als pleitbezorger. Reeds op de hoogeschool had hij zich onderscheiden door de prijsverzen, „Pompeji (1819)” en „Evening (1821)”. In 1825 plaatste hij in den „Edinburgh Review” eene verhandeling over Milton en opende daarmede de reeks van letter- en oordeelkundige opstellen, die eerst zonder zijne vergunning onder den titel: „Critical and miscellaneous essays (1841)” en daarna onder zijn toezigt en met het opschrift: „Critical and historical essays, contributed to the Edinburgh Review (1843, 3 dln en vervolgens bij herhaling)” in het licht verschenen. Inmiddels was hij in 1830 tot lid van het Parlement gekozen, alwaar hij met ijver voor de hervormingsplannen streed, en in 1832 verwierf hij eene plaats in het ministérie als secretaris voor Indische Zaken, terwijl de stad Leeds hem tot vertegenwoordiger koos.

Intusschen verliet hij in 1834 zijn zetel in het Parlement, om als lid van den Hoogen Raad van Calcutta en gouverneur van Agra naar Indië te vertrekken. Hier verzamelde hij bouwstoffen voor zijne beroemde „Essays” over Clive en Warren Hastings en ontwierp een uitmuntend wetboek, waarin aan de inboorlingen dezelfde regten werden toegekend als aan de Engelschen, terwijl het juist daarom door de Oost-Indische Compagnie niet werd ingevoerd. In 1838 keerde hij naar Europa terug en werd weder lid van het Parlement. Van September 1839 tot aan den val van het ministérie Melbourne bekleedde hij de betrekking van secretaris voor Zaken van Oorlog en van Julij tot Mei 1848 die van betaalmeester van het leger, met stem in den Kabinetsraad. Bij de verkiezingen van 1847 verloor hij zijn mandaat als afgevaardigde, waarna hij de staatkundige loopbaan vaarwel zeide. Reeds in 1842 had hij de: „Lays of ancient Rome” in het licht gegeven, en in 1848 verschenen de eerste twee deelen van zijn hoofdwerk: „History of England from the accession of James II”, welke met ongemeenen bijval ontvangen en in onderscheidene talen overgezet werd.

Hier schitterden met verrassenden glans de eigenschappen, waardoor hij zich ook reeds in vroegere opstellen onderscheiden had, namelijk eene naauwkeurige kennis der feiten, eene voortreffelijke karakterschildering, geschiedkundige trouw, gepastheid van aanhalingen en sierlijkheid van stijl, hoewel daarbij het staatkundig standpunt des schrijvers niet geheel zonder invloed bleef. Eensdeels wegens ongesteldheid, anderdeels wegens de wijdloopigheid en naauwkeurigheid zijner nasporingen konden het 3de en het 4de deel eerst in 1855 ter perse worden gelegd. Inmiddels was hij in 1852 weder tot lid van het Parlement gekozen, doch daar zijne zwakke gezondheid hem niet veroorloofde aan de beraadslagingen deel te nemen, legde hij in 1856 zijn mandaat neder, waarop hij in 1857 met den titel baron Macaulay van Rothley onder de pairs werd opgenomen. Zijne staatkundige redevoeringen zijn in 1854 in 2 deelen in het licht verschenen. Zijne laatste levensjaren wijdde hij aan zijn geschiedwerk, hetwelk hij echter niet voltooijen mogt, daar hij den 28sten December 1859 te Kensington overleed. Zijn stoffelijk overschot werd in de Westminster-abtdij bijgezet, en zijne gezamenlijke werken aanschouwden het licht in 8 deelen in 1866.

< >