Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Linde

betekenis & definitie

Linde (Tilia L.) is de naam van het belangrijkst plantengeslacht uit de familie der Tiliaceën. Het omvat boomen met uitgespreide takken, en onderscheidt zich door een gekleurden, 5-bladigen kelk, 5 bloembladen, aan den voet dikwijls tot bundels vergroeide meeldraden, een 4- of 5-hokkig vruchtbeginsel en een lederachtig, éénhokkig en éénzadig nootje. De bloemtuilen worden door een groot, langwerpig, dunvliezig, netvormig-geaderd schutblad ondersteund, dat met den gemeenschappelijken bloemsteel is vergroeid en daarmede vervolgens afvalt. Van de soorten noemen wij: De kleinbladige linde (T. parvifolia Ehrh.) of Winterlinde met betrekkelijk kleine bladeren, die van onderen witachtig groen en in de hoeken der aderen roestkleurig behaard zijn.

De bloeiwijze bestaat uit 5 tot 10 bloemen, terwijl de nootjes bolrond zijn en zoo groot als eene erwt. Zij bloeit in Julij en wordt vooral op de bergen en in de noordelijke streken gevonden. Voorts de grootbladige linde (T. grandifolia Ehrh.), in ons Vaderland zoo algemeen, dat zij in den vreemde zelfs den naam van Hollandsche linde draagt, met scheef-hartvormige bladeren, aan den voet dikwijls aan den eenen kant afgestompt en op de onderste oppervlakte vlokkig behaard. Hare bloeiwijze is arm en hare nootjes zijn van 4 uitspringende ribben voorzien. De linde behoort tot onze schoonste woudboomen en onderscheidt zich door hare volle, fraai-gewelfde bladerkroon. Z{j wordt wel eens 30 Ned. el hoog en heeft aan den stam eene grijsachtig-bruine schors, terwijl die der takken groenachtig of roodachtig-bruin en glad is.

Zij groeit zeer snel en bereikt een hoogen ouderdom. Het lindehout is ligt en week, maar zeer taai; — de bast dient in Rusland tot het vervaardigen van Moskovische matten en bij ons ook wel tot het opbinden van planten, en de fijne kool is zeer geschikt voor teekenaars en tot het maken van buskruid. De aangenaam riekende bloemen worden wel eens als thee getrokken om tot zweetmiddel te dienen. Wij geven hierbij in figuur 1 eene afbeelding van de Winterlinde en wel in a een tak op 1/3de der natuurlijke grootte, in b eene bloem in natuurlijke grootte, in c een meeldraad, in d een stamper, beide op 3-voudige grootte, en in ƒ en g doorsneden van een zaadje op 4voudige grootte, — voorts in figuur 2 van de zomerlinde, en wel in a een tak op 1/3de der natuurlijke grootte, en in b eene aanmerkelijk vergroote bloem. — Voorts heeft men nog de zilverlinde (T. argentea Desf.), die in Hongarije en Siebenbürgen te huis behoort en zich door zilverwitte bladeren onderscheidt, —de Noord-Amerikaansche zilverlinde (T. heterophylla Vent.), desgelijks met witte bladeren, — de zachtharige lin.de (T. pubescens Ait.) met groote, donzige bladeren, — de naakte linde (T. glabra Vent.), enz. In het zuiden van Rusland heeft men uitgestrekte wouden van lindeboomen, waarin tallooze bijenzwermen huisvesten, zoodat zij eene groote hoeveelheid honig opleveren.

< >