Klinger (Friedrich Maximilian von), een begaafd Duitsch dichter, geboren te Frankfort aan de Main in 1752, studeerde te Gieszen, vervaardigde als student reeds stukken voor een tooneelgezelschap en trok ten strijde in den Beijerschen Successie-oorlog. Na het sluiten van den vrede vertoefde hij bij zijne vrienden en begaf zich vervolgens op reis.
In 1780 bevond hij zich te Petersburg, waar hij tot officier en tot voorlezer van grootvorst Paul werd benoemd. Het volgende jaar deed hij in het gevolg van den Grootvorst eene reis door Polen, Oostenrijk, Italië, Frankrijk, Zwitserland, de Nederlanden en Duitschland. In 1784 werd hij officier bij het adellijk kadettenkorps te Petersburg, en zag zich onder Catharina bevorderd tot kolonel. In het eerste regéringsjaar van Paul klom hij op tot generaal-majoor en in 1799 tot directeur van het korps kadets. In deze moeijelijke betrekking wist hij met energieke rondborstigheid zijn gezag te handhaven en het vertrouwen van den Czaar te behouden.
Onder de regéring van Alexander werd hij curator van de universiteit te Dorpat, bestuurder van het korps pages en belast met het opzigt over onderscheidene inrigtingen van onderwijs. Daarenboven verkreeg hij een kroondomein in Koerland en werd in 1811 luitenant-generaal. In den slag bp Borodino verloor hij zijn eenigen zoon. Zijne echtgenoote weende zich blind, en hij zelf trok zich in eenzaamheid terug. Na 40-jarigen diensttijd nam hij zijn ontslag uit alle openbare betrekkingen, en overleed den 25sten Februarij 1831.
Van zijne dramatische werken noemen wij: „Die Zwillinge (1774)”, — „Otto”, — „Das leidende Weib”, — „Sturm und Drang”, waarnaar vervolgens het toenmalig letterkundig tijdperk (Sturmund Drangperiode) genoemd werd, — en „Grisaldo”. Ook leverde hij eenige blijspelen. Voorts schreef hij: „Faust’s Leben, Thaten und Höllenfahrt (1791)”, — Geschichte Giafar's des Barmeciden”, — „Geschichte Rafaels de Aquilas”, — „Die Riesen vor der Sundflut”, — „Der Faust der Morgenländer”, — „Geschichte eines Deutschen der neuesten Zeit”, — „Der Weltmann und der Dichter”, — en „Sahir, Eva’s Erstgeborner im Paradiese”. Eene verzameling zijner werken verscheen in 12 deelen (1809—1816; 3de druk 1852).