(James), bijgenaamd de Schaapherder van Ettrick, een Schotsch dichter, geboren in het dorp Ettrick den 25sten Januarij 1772, was een zoon van een behoeftig schapenfokker en deed zelf reeds vroeg dienst als schaapherder. De sagen en liederen van zijn vaderland ontvlamden echter zijne verbeelding, zoodat hij dichtte zonder te kunnen lezen of schrijven. Met moeite leerde hij dit laatste, om zijne gedichten te kunnen opteekenen. Door Walter Scott aangemoedigd, deed een bundel zijner gedichten onder den titel van „Border ballads” voor eigene rekening drukken, hetgeen hem een aanmerkelijk geldelijk verlies berokkende.
Daarentegen bragten „The mountain bard” en zijne „Essay on sheep” hem 300 pond sterling op. Nadat hij in verkeerde ondernemingen ook dit geld verloren had, begaf hij zich in 1810 naar Edinburg, waar hij het Weekblad „The Spy” in het licht gaf, hetwelk echter spoedig ophield te bestaan. Daarna verschenen van hem: „The Queen’s wake (1813)”, — „The poetic mirror (1814)”, — „The pilgrims of the Sun (1815)”, — en „Mador of the moor (1816)”, — voorts legenden en schetsen van het Schotsche volkskarakter in proza, zooals „The brownie of Bodsbeck (1818)”, — „Winterevening tales (1819)”, — „The three perils of man (1822)”, — „The three perils of woman (1823)”, — „Jacobite relics (1820—1821, 2 dln)”, — benevens een aantal anderen, die hij onder den titel van „The shepherds calendar (1829, 2 dln)” tot een bundel vereenigde. Hoewel deze werken een groot debiet vonden, had hij aanhoudend met bittere armoede te kampen , totdat de hertog van Buccleugh hem eene onbezwaarde hoeve bezorgde, waar hij onbekommerd het episch gedicht „Queen Hynde” voltooijen en „A queer book (1832)” met gedichten tegen de emancipatie der R. Katholieken schrijven kon. De eerbewijzen, die hem bij een bezoek te Londen ten deel vielen, bragten hem echter weder op den verkeerden weg. Hij waagde zich aan het pachten van uitgestrekte landen, en leed groote verliezen. Ook eene uitgave zijner verzamelde werken bragt hem niets op, daar de uitgever bankroet ging, zoodat hij den 21sten November 1835 in behoeftige omstandigheden overleed.