Höfken (Gustav), een Duitsch staathuishoudkundige, geboren den 14den Junij 1811 te Hattingen in het graafschap Mark, trad in Pruissische krijgsdienst, doch moest haar verlaten, omdat hem wegens staatkundige overtredingen vestingstraf was opgelegd,—zag zich daarna in Spanje geplaatst bij den generalen staf van het leger der Christino’s, en woonde vervolgens bij afwisseling te Erlangen, München en Augsburg.
In 1841 redigeerde hij eenigen tijd de „Rheinische Zeitung”, behoorde tot de redactie der „Augsburger Allgemeine Zeitung” en der „Deutsche Zeitung”, en vestigde zich in het begin van 1848 te Heidelberg als privaatdocent in de staathuishoudkunde.
Hij werd afgevaardigd naar de Nationale Vergadering te Frankfort en nam er plaats in het centrum.
In October 1849 zag hij zich benoemd tot secretaris van het handelsministérie te Weenen, en bleef er, tot „Sektionsrath” bevorderd, tot in 1862, toen zijn geschrift „Die österreichische Finanzprobleme” hem noodzaakte, zijn ontslag te nemen uit de staatsdienst. Niettemin bleef hij er in andere betrekkingen werkzaam.
Hij is een ijverig verdediger der beschermende regten, en van zijne geschriften noemen wij: „Tirocinaden eines deutschen Officiers (1841, 4 dln)”, — „Der Zollverein in seiner Fortbildung (1842)”, — „Englands Zustände, Politik und Machtentwickelung (1846, 2 dln)”, — „Flamisch Belgien (1847)”, — „Deutsche Auswanderung und Kolonisation mit Hinblick auf Ungarn (1850)”, — „Deutschlands Zollund Handelseinigung (1851)”, — en „Ueber das Studium der Rechtsund Staatswissenschaften (1851)”.
