Hartig (Georg Ludwig), een verdienstelijk beoefenaar der boschcultuur, geboren den 2den September 1764 te Gladenbach bij Marburg, bezocht in 1781 de universiteit te Gieszen,en werd in 1786 „Forstmeister” van den prins van Solms te Hallgen in de Wetterau, waar hij eene school voor boschcultuur stichtte.
Hier schreef hij zijne „Anweisung zur Holzzucht (1791; 7de druk 1817)’’, en werd in 1797 „Landforstmeister” en „Forstrath'’ van den prins van Oranje-Nassau te Dillenburg. Later ging hij als „Oberforstrath” naar Stuttgart, werd in 1811 „Oberlandforstmeister'’ in Pruissen, zag zich in 1830 te Berlijn tot honorair professor benoemd, en overleed aldaar den 2den Februarij 1836. Van zijne geschriften vermelden wij nog: „Lehrbuch für Förster (10de uitgave, 1861, 3 dln)”, — „Lehrbuch für Jäger (8ste druk, 1859)’’, zijn hoofdwerk, — „Kubiktabellen für geschnittene, beschlagene und runde Hölzer (8ste druk, 1859)”, — en „Lexicon für Jäger und Jagdfreunde (2de druk, 1859—1861)”. — De laatste uitgaven dier Werken zijn bezorgd door zijn zoon Theodor Hartig, geboren te Dillenburg in 1805, van 1833 tot 1838 hoogleeraar in de boschcultuur te Berlijn en later aan het Carolinum te Brunswijk. Ook deze heeft een goeden naam verworven door onderscheidene geschriften, van welke wij vermelden: „Die Familie der Blattwespen und Holzwespen (1837)”, — „Ueber den Brennwerth verschiedener Holzund Torfarten (1855)”, — „Volstandige Naturgeschichte der forstlichen Culturpflanzen Deutschlands (1852)”, — „Entwickelungsgeschichte des Pflanzenkeims (1858)”, — en „System der Forstwirthschaftslehre (1858)”.
