Grant (Ulysses Sidney), een Amerikaansch veldheer en voorzitter der Vereenigde Staten, geboren den 27sten April 1822 te Mount-Pleasant (Clermont-County) in Ohio, bezocht de militaire school te Westpoint en verliet haar als luitenant bij een regement, hetwelk zich aan de grenzen van Missouri bevond en later naar Texas verlegd werd. Hij nam onder generaal Taylor deel aan al de gevechten van den Mexicaanschen oorlog en trok er met generaal Scott binnen de hoofdstad.
Inmiddels was hij tot kapitein bevorderd en zag zich met zijn regement naar Oregon verplaatst. In Julij 1854 nam hij echter zijn ontslag en vestigde zich te St. Louis in Missouri, waar hij vruchteloos om de betrekking vroeg van stadsingenieur, doch vervolgens eenigen tijd als landmeter werkzaam was. Daar zulks weinig voordeel opleverde, belastte hij zich met het bestuur eener boerderij digt bij St. Louis, doch liet ook dit bedrijf weldra varen, waarna hij in 1869 deelgenoot werd in de looijerij en den lederhandel van zijn vader te St. Helena in Illinois. Bij het uitbarsten van den oorlog bood hij zijne diensten aan, doch werd eerst den 15den Junij 1861 als kolonel geplaatst.
Eerst diende hij in Noord-Carolina zonder eenige ontmoeting te hebben met den vijand. In Augustus werd hij brigade-generaal en naar Caïro — het vereenigingspunt van de Ohio en de Mississippi — gezonden, om er de weifelachtige Staten Kentucky en Tennessee in bedwang te houden en aan de vijanden te ontrukken. Aanstonds maakte hij zich meester van Paducah, waar de Tennessee in de Ohio vloeit, doch leed bij Belmont eene nederlaag, zoodat hij terugtrekken moest. Daarentegen werd de verovering van Paducah achtervolgd door het innemen van het fort Henry aan de Tennessee en van het fort Donelson aan de Cumberland (6 en 16 Februarij 1862), waarbij 10.000 gevangenen, 40 kanonnen en veel munitie in zijne handen vielen. Nu werd hij bevorderd tot generaal-majoor bij het leger der vrijwilligers en poogde dieper in het land door te dringen, doch moest bij Pittsburg-Landing het onderspit delven (6 April 1862), omdat hij de komst van generaal Buell niet afgewacht had. Eerst toen hij zich den volgenden dag met dezen vereenigd had, kon hij den vijand met verlies terugdringen. Halleck aanvaardde toen het opperbevel, maar liet den vijand bij Corinthe ontwijken, weshalve hij van zijn kommando werd ontzet.
Grant kwam nu aan het hoofd van de West-Tennessee-armee en won in September en October daaraanvolgende de veldslagen bij Yuka en Corinthe. Zijn departement omvatte het geheele district tot aan Vicksburg, hetwelk de rivier bestreek en veroverd moest worden, om het vrije verkeer op den stroom te herstellen. Grant overmeesterde die belangrijke sterkte den 4den Julij 1863 na eene beleidvolle en roemrijke belegering van ruim een half jaar. De val van Vicksburg bragt een geweldigen slag toe aan de Zuidelijken. Grant werd voorts bevorderd tot generaal-majoor bij het leger der Vereenigde Staten en kwam, na de nederlaag van Rosecranz bij Chicamauga (September 1863) aan het hoofd der vereenigde legers van de Cumberland, Ohio en Kentucky. Zijne korps-kommandanten waren Sherman, Thomas, Hooker en Burnside. Wegens den tegenspoed van Rosecranz bestond er gevaar, dat de Bondstroepen, afgesneden van Nashville, in Chattanooga tot de overgave gedwongen zouden worden, zoodat men op eene verplaatsing van den vijand moest werken. Grant noodzaakte hem, den terugtogt aan te nemen naar Dalton in Georgia, waardoor Burnside gered en het zuidoostelijk gebied der Zuidelijken bedreigd werd.
Het Congrès en de Voorzitter bewezen hunne dankbaarheid aan den bekwamen veldheer door hem tot luitenant-generaal en opperbevelhebber van alle legerkorpsen te benoemen. Sherman trad dien ten gevolge in Georgia in de plaats van Grant, en deze aanvaardde in het voorjaar van 1864 het opperbevel over de armée van de Potomac, waarmede hij den veldtogt tegen Richmond opende. De vijandelijke generaal Lee betwistte hem elken duimbreed gronds, en deze veldtogt die 11 maanden duurde, was een der bloedigste, die ooit gevoerd werd. Na een paar onbesliste veldslagen viel echter Grant den vijand in de flank en rukte over de Pamunkey voorwaarts. Den 30sten Mei tastte hij Lee wederom aan, maar zonder gevolg, en hoewel Grant den 3den Junij bij Cold-Harbor geslagen werd, gelukte het hem, zijn leger den 14den Junij over de St.
James-rivier te brengen, — de pogingen van Lee, die hem verdrijven wilde, te verijdelen, en zijn togt met de belegering van Petersburg en Richmond te besluiten. Er ging nagenoeg geen dag voorbij zonder gevechten en verliezen aan beide zijden. Eerst den 3den April 1865 gaven die beide plaatsen zich over, en den 9den April viel Lee met het overschot van zijn leger bij Appomatox-Courthouse in Virginia in handen van den overwinnaar. Hiermede nam de oorlog een einde, en de generaal en chef van het Amerikaansche leger vestigde zijn hoofdkwartier te Washington.
In den strijd over de grondwet tusschen den president Andrew Johnson en de volksvertegenwoordigers koos Grant de zijde van deze laatsten, en toen genoemde President den algemeen beminden generaal Sherman van zijne belangrijke betrekking beroofde, betuigde Grant, dat in de Vereenigde Staten de volkswil beschouwd moet worden als de hoogste wet, en dat ook de President zich daaraan dient te onderwerpen. Met weerzin voegde hij zich naar de besluiten van het hoogste gezag, ja, belastte zich zelfs eenigen tijd met de portefeuille van Oorlog. Juist het feit, dat al zijne daden den stempel droegen van vaderlandsliefde en gehoorzaamheid aan de wet, was oorzaak, dat de Republikeinsche partij hem candidaat stelde voor het presidentschap. Hij werd met eene groote meerderheid gekozen en aanvaardde den 4den Maart 1869 deze betrekking, waarin hij, na zijne herkiezing in 1873, nog altijd werkzaam is (zie verder onder Vereenigde Staten van Noord-Amerika).