Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gilse

betekenis & definitie

Gilse (Jan van), een verdienstelijk Nederlandsch godgeleerde, was de kleinzoon van Jan van Gilse, leeraar bij de Vlaamsch-Doopsgezinde Gemeente te Zaandam, wiens verhandeling „Over Gods bijzondere Voorzienigheid’ door Teyler’s Godgeleerd Genootschap met goud bekroond werd. Hij werd geboren te Zaandam den 191«« October 1810, aldaar door den Doopgsgezinden leeraar Wieling tot de académische studiën opgeleid, bezocht in 1818 het seminarium der Doopsgezinden te Amsterdam, aanvaardde in 1834 een beroep te Koog en Zaandijk en werd in 1836 te Leiden bevorderd tot doctor in de godgeleerdheid. Een jaar later werd hij predikant te Amsterdam, — in 1849 hoogleeraar aan het seminarium aldaar, en overleed op den 25sten Mei 1859.

Reeds als student had hij met 2 académische prijsverhandelingen het eermetaal weggedragen. Hij was voorts een ijverig medewerker in de „Vaderlandsche Letteroefeningen”, in „De Gids” en in de „Godgeleerde Bijdragen”. Ook schreef' hij eene „Disputatio de antiquissimo librorum sacrorum novi foederis catalogo, qui vulgo fragmentum Muratorii appellatur (1852)” Vele van zijne verspreide geschriften zijn in 1859 verzameld uitgegeven, en in dat jaar heeft ook een bundel nagelaten leerredenen van van Gilse het licht gezien.

< >