Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gerlache

betekenis & definitie

Gerlache (Etienne Constantin, baron de) een Belgisch staatsman en voorzitter van het Hof van Cassatie te Brussel, geboren te Biourge in Luxemburg den 26den December 1785, begon zijne regtsgeleerde loopbaan onder Napoleon I als advocaat bij het Hof van Cassatie te Parijs. Na de vereeniging van België met de Nederlanden werd hij raadsheer in het Hof van Appél te Luik. In 1824 was hij lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal en behoorde er weldra tot de hoofden der oppositie. Behalve met betrekking tot de zaken der R. Katholieke Kerk betoonde hij zich intusschen zeer gematigd en zocht steeds de wet te handhaven.

Bij het uitbarsten der Belgische omwenteling werd hij lid van de veiligheidscommissie te Luik; het gelukte hem echter niet, aldaar de kalmte te bewaren. Inmiddels wist hij de afgevaardigden te bewegen, om zich naar ’s Hage te begeven, ten einde er de buitengewone zitting der StatenGeneraal bij te wonen. Tengevolge der gewigtige gebeurtenissen te Brussel werd hij gekozen tot lid der commissie, belast met het ontwerpen eener grondwet, voorts benoemd tot afgevaardigde naar het Congrès, waar hij voor de uitsluiting van het Huis van Oranje stemde. Toen Surlet de Chokier verheven werd tot regent van België, zag hij zich gekozen tot president van het Congres. In die betrekking bevond hij zich aan het hoofd van het gezantschap, hetwelk aan Leopold van SaksenCoburg de kroon van België aanbood, waarna hij dezen Vorst den eed op de grondwet afnam. Bij de reorganisatie der regterlijke magt in België (1832) werd hij voorzitter van het Hof van Cassatie. Na dien tijd bemoeide hij zich weinig met staatkundige aangelegenheden; niettemin werd hij in 1839 naar de Conferentie te Londen gezonden, om de voorstellen van België aangaande de geldelijke schikkingen met Nederland te verdedigen.

Hij was een ijverig voorstander der Ultramontaansche rigting en schreef in 1852 eene brochure tegen de bedoelingen der Liberalen, welke grootendeels oorzaak was van de nederlagen, welke laatstgenoemden bij de eerstvolgende verkiezingen ondervonden. In 1863 en 1864 stond hij als de leider der Ultramontaansche partij aan het hoofd van Kerkelijke zamenkomsten te Mechelen. Hij heeft onderscheidene geschiedkundige, staatkundige en staathuishoudkundige werken geschreven, en zich vooral een naam gemaakt door zijne „Histoire du royaume des Pays-Bas (3de uitgave 1845, 3 dln)”. Zijne verzamelde werken verschenen in 1859 in 6 deelen in het licht. De Belgische Académie benoemde hem tot lid, en in 1834 werd hij voorzitter van de Koninklijke geschiedkundige commissie, terwijl Koning Leopold hem in 1843 den titel van baron toekende. Hij overleed te Brussel den lOden Februarij 1871.

< >