Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Ewijck

betekenis & definitie

Ewijck (Van). Onder dezen naam vermelden wij:

Willem van Ewijck, de zoon van een lid der Admiraliteit van Amsterdam. Hij werd. geboren in 1645, trad in zeedienst en bewees als scheepsbevelhebber onder de Ruyter belangrijke diensten aan zijn Vaderland. In 1683 werd hij benoemd tot buitengewoon kapitein, en in 1685 met Arnold Manard, elk met een oorlogschip van 40 stukken, naar Spanje en Portugal gezonden, om de koopvaardijvloot te beschermen. Toen zij op den 3den Mei een Fransch smaldeel ontmoetten, zagen zp zich genoodzaakt, voor de overmagt te bukken. Des avonds echter zocht Ewijck met zijn schip te ontsnappen. Dit gelukte hem in den beginne, doch hij zag zich weldra achtervolgd door een Fransch schip van 62 stukken. Ewijck gaf het de volle laag, doch nu onstond er een hevig gevecht, waarin hij den heldendood stierf. — Ook zijne beide zonen Herman en Jan Christiaan dienden op zee. Laatstgenoemde was kapitein onder czaar Peter de Groote en vloog op den 15den Junij 1715 met een schip van 64 stukken in de lucht.

Daniël Jacob van Ewijck, heer van Oostbroek en de Bilt, afkomstig van hetzelfde geslacht. Hij werd geboren te Utrecht den 13den November 1786, studeerde aldaar en werd er in 1809 doctor in de natuurlijke wijsbegeerte en in 1810 in de beide regten. Na aanvankelijk eenige ondergeschikte regterlijke betrekkingen te hebben bekleed, werd hij in 1815 secretaris van curatoren der Utrechtsche hoogeschool en vertrok in 1817 naar ’s Hage als secretaris-generaal van het departement van onderwijs, kunsten en wetenschappen. Van 1818 tot 1824 was hij onder den minister Falck eerste ambtenaar bij het ministerie van Publiek onderwijs, Nationale nijverheid en Koloniën, terwijl hij vervolgens werkzaam was bij het departement van Binnenlandsche Zaken als administrateur voor onderwijs, kunsten en wetenschappen. In 1832 zag hp zich benoemd tot gouverneur van Drenthe en nam die betrekking waar tot 1839, waarna hij als zoodanig en tevens met den titel van staatsraad in buitengewone dienst naar Noord-Holland overgeplaatst en in 1855 wegens ongesteldheid eervol ontslagen werd. Hij was ridder — later commandeur der orde van den Nederlandschen Leeuw, groot-officier van het Legioen van Eer en ridder-grootkruis van de Eikenkroon, voorts curator eerst van de Leidsche daarna van de Utrechtsche hoogeschool, en overleed den 15den December 1858.

< >