Espinel (Vicente), een Spaansch dichter en toonkunstenaar, geboren te Ronda den 28sten December 1551, verwisselde den vaderlijken geslachtsnaam (Gomez) met dien zijner grootmoeder van moederszijde, studeerde te Salamanca, omhelsde de krijgsdienst en trok als soldaat door een groot gedeelte van Spanje, Frankrijk en Italië, zooals hij vermeldt in zijne „Relaciones de la vida y aventuras del Escudero Marcos de Obregon (1618 en het laatst 1804)”.
Het schijnt, dat hij toen reeds een goeden naam verworven had op het gebied der dichtkunst en muziek. Zijn tekst en compositie, ter gelegenheid van de plegtige uitvaart der gemalin van Philippus II te Milaan (1580), werden boven die van Anibale Tolentino gesteld. Rijk in ervaring, maar arm in geld keerde hij naar zijn vaderland terug, trad in den geestelijken stand en werd kapellaan in het Koninklijk hospitaal zijner geboortestad, terwijl hij tevens een jaargeld ontving, evenals zijn vriend Cervantes, van den cardinaal-aartsbisschop van Toledo. Toch verkeerde hij steeds in een behoeftigen toestand, bragt de laatste jaren zijns levens door in een klooster te Madrid, en overleed aldaar in 1634.
Men heeft van hem een bundel gedichten, die onder anderen een groot lofdicht „La casa de la memoria” en eene vertaling der „Epistola ad Pisones” van Horatius bevat. Voorts is hij degene, die de decimen of tienregelige coupletten van 8-lettergrepige versregels — naar hem espinelas genoemd — heeft ingevoerd. Hij was tevens een uitstekend kunstenaar op de piano en de guitare.