Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Engelsch zweet

betekenis & definitie

Engelsch zweet is de naam van eene epidemie, die aanvankelijk alleen in Engeland, maar in de 2de helft der 15de eeuw en ook in de 16de eeuw in bijna geheel ons werelddeel geheerscht heeft, — en wèl tot 5-maal toe.

De beide eerste malen (1486 en 1507) vertoonde zij zich alleen in Engeland, — de derde maal (1518) kwam zij daarenboven ook te Calais, — en de 4de maal (1529) bezocht zij geheel het noorden van Europa. Te Amsterdam, waar zij den 27sten September uitbarstte, wierp zij in 3 dagen 2000 personen op het ziekbed, en ook te Haarlem, Dordrecht, Utrecht enz. vergde zij hare offers. De laatste maal verscheen zij in 1551, woedde in Engeland met verbazende hevigheid en verspreidde zich ook in andere landen, doch tastte er bijna uitsluitend Engelschen aan.

De verschijnselen dezer ziekte kwamen overeen met die der gelijktijdig elders heerschende builenpest. Als voorboden werden benaauwdheid, hartklopping, een gevoel van zwakte, rheumatische pijn en een onaangename smaak waargenomen, maar de ziekte verscheen met een aanval van koude en met sterk beven; hierop volgde eene hevige hitte, kriebeling in handen en voeten, somtijds zwelling der ledematen, en in gevaarlijke gevallen eene reeks van ongunstige hersenverschijnselen, zooals ijlhoofdigheid, doffe hoofdpijn en slaperigheid, somtijds vergezeld van benaauwdheid, blaauwkleuring en zwelling van het gelaat, misselijkheid en braken.

Na korteren tijd brak het zweet uit, somtijds als eene heilzame crisis, doch somtijds ook als een noodlottige voorbode van ontbinding. Door onvoorzigtige ontblooting ontstond wel eens een eigenaardig uitslag, op gierstuitslag (miliaria) gelijkend. De ziekte duurde zelden langer dan een etmaal.

< >