Dumortier (Charles Barthélemy), een Belgisch kruidkundige en staatsman, werd geboren te Doornik in 1797, wijdde zich aan de studie der natuurkunde, reisde in Duitschland, Engeland en Frankrijk, werd in 1829 tot lid der Provinciale Staten gekozen en schreef kort vóór het uitbarsten der omwenteling onder den naam van Belgicus eene reeks van brieven over den toestand des lands, waarin hij zich krachtig uitliet tegen de Nederlandsche regéring en den Koning der Nederlanden.
In September 1830 plaatste hij zich aan het hoofd der gewapende burgergarde te Doornik en in de geheele provincie Henegouwen, en onderscheidde zich door moed en beradenheid. Weldra werd hij lid der Vertegenwoordiging en bestreed met den meesten ijver de 24 artikelen der Londensche Conferentie. Vooral ook drong hij aan op de zelfstandigheid der provinciën en gemeenten, doch de wrevel, dien hij bij de verwerping zijner democratische voorstellen betoonde, deed weldra zijn staatkundigen invloed afnemen.
In 1836 verwierf hij echter op nieuw eene groote populariteit door heftig te strijden tegen de 24 artikelen. Zijne hartstogtelijkheid was oorzaak, dat hij in 1847 te Doornik niet herkozen werd, doch Roulers zond hem het volgende jaar wederom naar de Kamer van Afgevaardigden, waar hij zich gedurig met heftigheid verzette tegen de liberale meerderheid. Op het gebied der kruidkunde leverde hij: „Commentationes botanicae (1822)”, — eene „Florula Belgica (1827)”, — en een „Sylloge Jungermannidearum Europae indigenarum (1831)”. Hij werd in 1829 lid van de Académie van wetenschappen en in 1838 lid der Koninklijke Commissie voor geschiedkunde te Brussel. Ter gelegenheid van zijn jubilé als kruidkundige is hem in 1872 door alle Belgische botanici, voorgegaan door den hoogleeraar F. Morren (van Luik), eene schitterende hulde gebragt.