Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

D’Israéli

betekenis & definitie

D’Israéli. Onder dezen naam vermelden wij:

Isaac d'Israëli, een Engelsch letterkundige, den eenigen zoon van een Venetiaansch koopman, die zich in het Vereenigd Koningrjjk gevestigd had, en de spruit van een Israëlitisch geslacht, hetwelk in de 15de eeuw voor de Spaanssche inquisitie naar de meer verdraagzame Venetiaansche Republiek de wijk genomen had. Hij werd geboren in Mei 1766, studeerde te Amsterdam en te Leiden, begaf zich in 1786 naar Frankrijk, om zich aldaar met de taal- en letterkunde bekend te maken, schreef na zijn terugkeer in Engeland eenige verzen in het „Gentleman's Magazine”, en gaf in 1791 eene „Defence of poetry” in het licht.

Als bezitter van een groot vermogen wijdde hij zich geheel en al aan de letterkunde, — vooral aan hare geschiedenis. Hij schreef: „Curiosities of literature (1791 en later)”, — „Literary miscellanies”, — „Quarrels of authors”, — „Calamities of authors”, — „Commentaries of the life and reign of Charles I (1828—1831, 5 dln)”, —en „Amenities of literature (1831, 3 dln)”. De universiteit te Oxford benoemde hem eershalve tot doctor in de regten. In 1839 werd hij blind, en hij overleed op zijn landgoed Bradenhamhouse in Buckinghamshire den 19den Januarij 1848. Eene verzameling zijner werken is door zijn zoon uitgegeven.

Benjamin d'Israéli of Disraéli, een zoon van den voorgaande, een Engelsch schrijver en staatsman. Hij werd geboren te Londen den 21sten December 1805 en bestemd voor de regtsgeleerde loopbaan. Doch ook hij beoefende reeds vroeg de letterkunde en trad weldra op met den schitterenden roman „ Vivian Grey (1826—1827, 5 dln)”, waarop hij „Young Duke (1830 , 3 dln)” en „Contamiini Fleming, a psychological autobiography (1832, 4 dln)” liet volgen. Omstreeks dien tijd bragt de Reformbill geheel Engeland in opschudding, en D'Israëli, pas van eene reis uit het Oosten teruggekeerd, nam met ijver deel aan den staatkundigen strijd.

Onder de leiding van Hume koos hij de zijde der vrijzinnigen, trad in 1853 op als candidaat voor Marylebone en zond onder den titel van „What is he” eene democratische geloofsbelijdenis in het licht, terwijl hij tevens zijne „Revolutionary epick (1834 en 1834)” uitgaf. Hij leed echter de nederlaag, en deze bewerkte tevens eene omkeering in zijne staatkundige denkwijze: toen hij in 1837 voor Maidstone tot Parlementslid gekozen werd, had hij zich reeds aangesloten bij de Conservatieven. Bij zijn eerste optreden in het Lagerhuis werd hij dan ook ontvangen op eene wijze, die menigeen voor altijd zou ontmoedigd hebben.

In 1841 werd hij afgevaardigde voor Shrewsbury en vormde nu met lord John Manners, George Smythe en anderen de zoogenaamde partij van het „Jonge Engeland”, wier beginselen hij ontwikkelde in eene reeks van geschriften, die de algemeene aandacht trokken. Hij verheerlijkte daarin zoowel middeleeuwsche toestanden als het Israëlietische volk, hetwelk hij reeds in zijn roman „The wondrous tale of Alroy” tot onderwerp gekozen had. Het belangrijkste van die geschriften is „Coningsby or the new generation (1844, 3 dln)”, terwijl „Sibyl or the two nations (1845,3dln)” en „Tancred or the new crusade (1847, 3 dln)” in een anderen vorm dezelfde denkbeelden bevatten.

Inmiddels had de loop der omstandigheden aan D'Israéli eene belangrijke staatkundige rol toevertrouwd. Toen Peel de vaan van het vrijhandelstelsel verhief, verklaarde zich D'Israéli met lord Bentinck tot aanvoerders der partij, die voor het beschermend stelsel bleef strijden, en zocht Peel, die in 1846 de opheffing der graanwetten voordroeg, door zijne scherpzinnige en spotzieke redenen in de engte te brengen. Hij kon evenwel de aanneming van het voorstel niet verhinderen , maar bewaarde niettemin zijne party voor eene volkomene vernietiging.

Vervolgens tot vertegenwoordiger voor het graafschap Buckingham gekozen, vernieuwde hij den strijd, en na den dood van lord Bentinck, wiens levensgeschiedenis hij in het licht gaf, werd D'Israéli de erkende hoofdleider der protectionistische partij. Als zoodanig moest hij strijd voeren tegen de Whigs, de hervormingsgezinden en de aanhangers van Peel, en de misslagen, door het ministérie Russell begaan, kwamen hem daarbij uitmuntend te stade.

Toen alzoo in Februarij 1852 het Whig-ministérie viel, werd D'Israéli kanselier der schatkist in het nieuwe Tory-kabinet. Om zijn gezag te handhaven, liet hij weldra zijne beschermende beginselen varen, doch uit de begrooting bleek, dat hij de noodige bekwaamheid miste voor een minister van Financiën. Zij werd verworpen, en de aftreding van het ministérie was daarvan het gevolg. Eerst in 1858, na de nederlaag van Palmerston, kwam de Tory-partij en met deze D'Israéli als kanselier der schatkist weder aan het bewind. Zijne financiële maatregelen werden ditmaal beter ontvangen, en het wederzijdsche wantrouwen der Radicalen en der Whigs bezorgde hem de meerderheid in het Parlement, totdat beider vereeniging hem in 1859 noodzaakte, om wederom af te treden.

Gedurende het bewind van lord Palmerston (1860— 1865) liet hij zich geen oogenblik wegslepen door de geestdrift der Conservatieven voor de zaak der Amerikaansche slavenhouders, en na den dood van laatstgenoemden staatsman bestreed hij met. groote bekwaamheid de Reformbill van het ministérie RussellGladstone, welks nederlaag hem weder de teugels van het regéringsbeleid in handen gaf. Het besef, dat de reform-agitatie zich meer en meer uitbreidde, bragt hem er toe, in 1867 een Reformbill voor te dragen, die den naam van radicaal verdiende. De verwonderlijke bekwaamheid, waarmede hij dien maatregel, in strijd met de overleveringen van zijne eigene partij, wist te verdedigen en door te zetten, bereidde hem den weg tot den hoogsten trap van gezag op staatkundig gebied.

Toen namelijk graaf Derby in 1868 zijne betrekking als eerste minister nederlegde, werd D'Israéli zijn opvolger. Bij het aanvaarden van het bewind verkondigde hij eene „waarlijk vrijzinnige staatkunde” en men was geneigd, om daaraan geloof te hechten. Het bleek echter spoedig, dat men van hem geen vooruitgang op den weg der hervorming te wachten had. Hardnekkig bestreed hij in de zitting van 1868 de voorstellen tot verbetering van den toestand in Ierland, vooral tot wijziging van de gesteldheid der Staatskerk aldaar. Zonder zich om de meerderheid in het Parlement te bekreunen, verklaarde hij, dat hij alleen wijken zou voor het oordeel der natie, blijkbaar in de nieuwe verkiezingen, en toen deze tegen hem beslisten, legde hij nog vóór de zamenkomst van het nieuwe Parlement zijne betrekking neder (December 1868).

De Koningin wilde hem bij die gelegenheid tot pair benoemen, doch hij nam die waardigheid enkel aan voor zijne gemalin (na dien tijd viscountess Beaconsfield), maar keerde zelf tot zijne voorgaande positie terug. Als een magtige leider der oppositie in het Lagerhuis, trad hij na den dood van graaf Derby op als het hoofd der geheele conservatieve partij, die hem in weerwil van zijne zonderlinge luimen, volstrekt niet kon missen.

Toen voorts in het begin van 1873 de voordragt van Gladstone omtrent de hervorming der Iersche universiteit verworpen werd, zag D'Israéli zich bij de Koningin ontboden, om met Derby een nieuw Kabinet zamen te stellen. Hij was echter verstandig genoeg, om dat aanbod van de hand te wijzen. Eindelijk vermelden wij nog, dat hij in 1870 den merkwaardigen roman „Lothair” in het licht gaf, en dat in den jongsten tijd eene verzameling zijner werken bij herhaling verschenen is. — Zijne gemalin lady Beaconsfield, eene zeer merkwaardige vrouw, overleed in 1872.