Een beroemd schilder en graveur, geboren te Londen in 1781 of 1782, graveerde reeds op 14-jarigen leeftijd de portretten der koninginnen Elizabeth en Maria naar Graham, en 6 jaar later naar zijne eigene teekening het monument van den markies van Cornwallis, terwijl hij zich tevens met ijver toelegde op de ontleedkunde en vreemde talen.
Zijn eerste schilderstuk „Achilles bij den dood van Patroclus” verwierf den prijs der Koninklijke Académie te Londen. Hierop volgden „Naomi en hare beide schoondochters” benevens eenige andere stukken, waaronder het portret der gemalin van Thomas Hope. Dit laatste bezorgde hem zoo grooten roem, dat al de aanzienlijken door hem geportretteerd wilden wezen. Op het Congres te Aken (1818) portretteerde hij vele, aldaar vergaderde vorsten en staatsmannen. Keizer Alexander I van Rusland riep hem naar Petersburg, schonk hem den titel van Hofschilder en belastte hem met de taak, om de Russische helden van den laatsten oorlog te portrettéren; deze portretten werden in eene gaanderij van het Winterpaleis geplaatst ten getale van 400, behalve nog de levensgroote portretten van Wellington, Koetoesow en Barclay de Tolly, en het reusachtig ruiterportret van Alexander I. Daarenboven portretteerde hij de geheele Keizerlijke familie en leverde vele copieën uit de Heldengaanderij aan particulieren. In 1828 bezocht hij gedurende eenige maanden Engelands hoofdstad, en op de terugreis portretteerde hij te Berlijn den Koning van Pruissen en den hertog van Cumberland. De togt naar Rusland in het barre jaargetij werkte nadeelig op zijne gezondheid; vruchteloos zocht hij genezing in zijn vaderland, zoodat hij in 1829 te Londen overleed.