Onder dezen naam vermelden wij:
Johan Nepomuk Czermak, een verdienstelijk physioloog en geneesheer, geboren te Praag den 17den Junij 1828. Hij studeerde in de medicijnen te Weenen, Breslau en Würzburg, volbragt daarna eene wetenschappelijke reis, en werd na zijn terugkeer assistent aan het physiologisch instituut en privaatdocent te Praag. In het voorjaar van 1855 ging hij als hoogleeraar in de dier- en vergelijkende ontleedkunde naar Gran, en in het najaar van 1856 als professor in de physioiogie naar Krakau, — voorts in den herfst van 1858 in die betrekking naar Pesth. Hij legde die echter neder in 1860, keerde terug naar Praag, en gaf in 1865 gehoor aan eene beroeping als hoogleeraar in de physioiogie te Jena, doch vertrok in 1870 in die betrekking naar Leipzig. De wetenschap is aan hem de laryngoscopie, de rhinoscopie en eene nieuwe behandelingswijze van strottenhoofdziekten verschuldigd. Zijne voorlezingen, in Duitschland, Frankrijk, Nederland, Engeland, Schotland en Ierland over die onderwerpen gehouden, baarden algemeen opzien. Behalve vele opstellen in tijdschriften en verslagen van zittingen der Académie te Weenen, gaf hij in het licht „Der Kehlkopfspiegel und seine Verwerthung für Physiologie und Medicin (1860, 2de uitgave 1863)”, ook in het Nederlandsch vertaald, — en „Mittheilungen aus dem physiologischen Privatlaboratorium (1864)”.
Jaroslaw Czermak, een uitstekend historieschilder en een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Praag den 1sten Augustus 1831, ontving eene zorgvuldige opvoeding en oefende zich met zooveel ijver in de schilderkunst, dat reeds in 1847 zijn historiestuk „Marius op de puinhoopen van Carthago” grooten lof verwierf. Hierop volgde „Het vermoorden der medgezellen van Wallenstein in Eger”. Hij deed voorts eene kunstreis door Duitschland en België, en zette zijne studie te Antwerpen voort onder de leiding van Wappers. Zijne stukken wekten de aandacht van Gallait en deze opende bereidvaardig zijn atelier voor den jeugdigen kunstenaar.
Zijne „Slowenische landverhuizers” kwamen in het bezit van den Koning van België, en hij verwierf te Praag den prijs met het carton „De Hussieten met Procopius op het Concilie te Basel”. Nog meer onderwerpen ontleende hij aan de geschiedenis van zijn vaderland, onder anderen een zeer geprezen beeld van Lomnicky; doch later leverde hij vooral genrestukken, die desgelijks grooten bijval vonden, zooals „Normandische visschers, in hunne boot in den Bijbel lezend”. Inzonderheid schilderde hij met veel smaak voorstellingen uit de Zuid-Oostenrijksche en Zuid-Slawische landen, zooals „Eene vrouw uit Montenegro met een slapend kind”, — „Eene vrouw uit Istria, een naakt kind liefkozend”, — „Eene vrouw uit Montenegro, met een geweer de wacht houdend voor eene grot, waarin haar man gewond nederligt”, enz. Ongemeen roemt men ook zijn stuk, in 1863 tentoongesteld, waarop zich eene Slawische moeder bevindt, die haar kind aankleedt, welks gelaat door een spiegel wordt teruggekaatst. Czermak heeft zich te Parijs gevestigd.