Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-07-2018

Constant de Rebecque

betekenis & definitie

Constant de Rebecque (Henri Benjamin), een der voortreffelijkste staatkundige schrijvers en redenaars van Frankrijk, werd geboren te Lausanne den 23sten October 1767. Zijne familie had in 1603, na de herroeping van het Edict van Nantes, Frankrijk verlaten en zich te Genève gevestigd, en zijn vader, generaal van een regiment ruiters in Nederlandsche dienst, keerde in 1791 naar Frankrijk terug en overleed in 1812. Henri Benjamin ontving zijne opleiding aan het Carolinum te Brunswijk, genoot er de gunst van het Hof en trad er met eene van de Staatsdames der Hertogin in het huwelijk. Daar hem de Hofetiquette weinig beviel, woonde hij later bij afwisseling te Parijs en in Zwitserland, doch vestigde zich in 1795 voor goed in Frankrijk’s hoofdstad.

Hier bepleitte hij voor den Raad van Vijfhonderd de zaak van zijne door de herroeping van het Edict verdrevene landgenooten en gaf onderscheidene geschriften in het licht, die zoowel tegen de dwingelandij als tegen de regéringloosheid gerigt waren, zooals: „De la force du gouvernement actuel de la France et de la nécessité de s’y rallier (1796)”, — „Des reactions politiques (1797)”, — en „Des effets de la terreur (1797)”. Nog grooter opzien baarde hij in 1797, toen hij als lid van den „Cercle constitutionnel” en later als lid van het Tribunaat voor het vertegenwoordigend stelsel en de burgerlijke vrijheid in het strijdperk trad. Zijne redevoeringen en geschriften mishaagden aan den Eersten Consul, weshalve hij in 1802 uit het Tribunaat en uit Parijs verwijderd werd. Overeenstemming van gevoelens bragt hem in betrekking met madame de Stael, die hij op hare reizen gedurig vergezelde. Hij vertoefde eenigen tijd te Weimar, waar hij vriendschappelijk verkeerde met Göthe en Schiller, woonde vele jaren te Göttingen, waar hij in 1813 het geschrift uitgaf „De l’esprit de conquête et de l’usurpation”, en daarna te Hannover. In 1814 kwam hij in het gevolg van den Kroonprins van Zweden weder te Parijs en toonde er zich een ijverigen verdediger van de zaak der Bourbons. In dien tijd schreef hij onder anderen zijne „Réflexions sur les constitutions, la distribution des pouvoirs, et les garanties dans une monarchie constitutionnelle (1814)”. Niettemin liet hij zich na den terugkeer van Napoleon overhalen, om de betrekking van staatsraad aan te nemen, en hij heeft zich later deswege verdedigd in zijne „Memoires sur les Cent jours (1822, 2de uitgave 1829)”.

Na de tweede restauratie begaf hij zich naar Brussel, doch ontving in 1816 verlof, om in Frankrijk terug te keeren, waar hij in 1819 tot lid van de Kamer van Gedeputeerden gekozen en later — in weerwil van de tegenwerking van de zijde der regéring —herkozen werd. Schoon zijne oppositie tegen de reactie weinig baatte, bemoedigde zij toch de flaauwhartigen. Eene reeks van voorlezingen aan het Athénée opende hij in 1825 met een „Coup d’oeil sur la tendance générale des esprits dans le dixneuvième siècle”, en bij de omwenteling van 1830 verklaarde hij, dat de constitutionéle monarchie de beste regéringsvorm voor Frankrijk was, zoodat hij stemde voor het voorstel, om aan den hertog van Orléans de kroon aan te bieden. Weldra echter verzette hij zich ook tegen het regéringsbeleid der nieuwe dynastie, en na vele smartelijke terleurstellingen overleed hij op den 8sten December 1830. Als redenaar was hij een welsprekend strijder voor de constitutionéle beginselen, hoewel men bij hem eene welluidende stem evenzeer mistte als de kracht van den hartstogt.

In het algemeen was hij beter schrijver dan spreker. Hij wist zich van alle hulpmiddelen der redeneerkunde te bedienen, en verbond daarmede eene smaakvolle ironie, eene keurigheid van uitdrukking en een sierlijken stijl. Men heeft eene verzameling van zijne „Discours prononcés a la chambre des députés (1833, 3 dln)”, — voorts eene andere van zijne politieke brochures onder den titel „Cours de politique constitutionelle (1817— 1820, 4 dln, 2de uitgave 1833)”. Ook schreef hij „De la religion considerée dans sa source, ses formes et ses développements (1824—1830, 3 dln)”, — en „Du polythéisme romain, considéré dans ses rapports avec la philosophie grecque et la religion chrétienne (1833, 2 dln)”. Hij gaf eindelijk eene bewerking van den „Wallenstein” van Schiller en den roman „Adolphe” in het licht, alsmede hoogst belangrijke „Commentaires sur la Science de la législation par le comte de Filangiéri.” Algemeen werden zijne groote talenten op prijs gesteld, en Béranger zegt van zijne begrafenis: „Un peuple en deuil lui fit cortège en route.”

< >