Connecticut, een der kleinste Staten van de Noord-Amerikaansche Unie, grenst ten noorden aan Massachusetts, ten oosten aan RhodeIsland, ten zuiden aan de straat van LongIsland en ten westen aan New-York, en telt (in 1870) op 223 geogr. mijlen ruim 637000 inwoners. De bodem is er heuvelachtig, doch doorgaans vatbaar voor cultuur, en bevat een aantal vruchtbare dalen, terwijl het oostelijk gedeelte des lands minder vruchtbaar is. Tot de rivieren behooren er de gedeeltelijk bevaarbare Connecticut met schilderachtige oevers, de Housatonick en de Thames, en het klimaat is er zeer gezond. Van de voortbrengselen des lands noemen wij ijzer en marmer, — graan, boter, kaas, suiker en tabak; — voorts zijn er zeer vele fabrieken van geweven stoffen enz.
Handel en verkeer worden er door uitmuntende havens, alsmede door vele kanalen en spoorwegen ongemeen bevorderd. De aanzienlijkste steden des lands zijn Hartfort met 30000 en Newhaven met 40000 inwoners. Deze Staat zendt 2 senatoren en 4 vertegenwoordigers naar het Congres te Washington.