Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Cistus

betekenis & definitie

Cistus L. (veldroos), een plantengeslacht uit de familie der Cistineën onderscheidt zich door de kenmerken van deze (zie aldáár), voorts door eene 5tot 10-kleppige zaaddoos en omvat altijd-groene, fraai bloeijende, sterk vertakte sierplanten met tegenoverstaande bladeren. Tot de soorten behoren C. creticus L., 1 of 1½ Ned. el hoog, een zeer vertakte, eenigzins kleverige heester met viltige kelkbladen en groote, purperroode bloemen, op Creta en Sicilië, en in Griekenland, Calabrië en Syrië groeijende, waar deze plant veel welriekende hars oplevert, terwijl hare bladeren weleer in de geneeskunde werden gebruikt en in Griekenland thans nog tot surrogaat van thee dienen, — C. cyprius Lam., op het eiland Cyprus en elders in het Oosten wassende, waar deze heester, 1 paar Ned. el hoog, desgelijks welriekende hars afscheidt, — C. ladaniferus L., een vrij hooge heester in Spanje, Portugal en Frankrijk, waaruit men het „ladanum in baculis (eene welriekende harssoort)” door het uitkoken der takken en bladeren verkrijgt, ’t geen men ook van de daar groeijende C. Ledon Lam. zeggen kan, — C. salvifolius L., een kruipende of opgaande heester in Zwitserland en in geheel Zuid-Europa, met licht-roode of witte bloemen, — en C. villosus Lam. met groote purperroode bloemen. Men kan deze fraaije sierplanten bij eene warmte van 1 tot 5° C. gemakkelijk door den winter brengen.

< >