Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Chym (chymus)

betekenis & definitie

Chym of spijsbrij wordt gevormd door de voedende stoffen, nadat zij in het gezonde dierlijk ligchaam den weg van den mond door de maag naar den twaalfvingerigen darm hebben afgelegd, en vertoont zich aldaar in de gedaante van een gelijkmatig doorkneden, grijzen brij, die wegens de bijgemengde spijsverteringsvloeistoffen zuur reageert. Anorganische zouten en andere stoffen, die in water en zwakke zuren oplosbaar zijn, waartoe ook suiker en gom behooren, bevinden zich daarin in een opgelosten toestand, — het zetmeel is in suiker omgezet, en een ander gedeelte gaat onveranderd in den dunnen darm over. Veeren, klaauwen, haren en houtvezels blijven onveranderd, — de organische stoffen, zooals vleesch, zijn in hare vormende bestanddeelen, namelijk vezels, cellen enz., ontbonden, — de eiwitachtige zelfstandigheden hebben eene scheikundige wijziging ondergaan, zoodat zij niet meer stremmen, — en het vet is vloeibaar geworden en droppelsgewijs onder den spijsbrij gemengd. Is de chym door het portier van de maag gegaan, dan wordt hij door toevoeging van gal geneutraliseerd, zoodat hij verder naar beneden alkalisch reageert.

Intusschen kan hij bij een ruim gebruik van plantaardig voedsel wegens de plantenzuren ook zuur blijven. Hij wordt voorts vermengd met het alvleeschsap en het darmsap, verkrijgt door de gal eene groenachtig-gele kleur en verliest in den dunnen darm een groot gedeelte van zijne bestanddeelen, zooals eiwit, vezelstof, kaasstof en vet, die, door de watervaten opgeslorpt, in chyl overgaan. Het overschot, tot den endeldarm naderende, ontvangt meer en meer eene bruine kleur en een onaangenamen reuk en wordt eindelijk uitgeworpen.

Chytraeus Chytraeus. Onder dezen naam vermelden wij:

David Chytraeus, eigenlijk Kochhaff, een verdienstelijk Luthersch godgeleerde, geboren den 26sten Februarij 1530 te Ingelfingen bij Schwabisch-Hall (volgens anderen bij Brakenheim in Würtemberg). Hij studeerde te Tübingen en vervolgens te Wittenberg, waar hij de leerling en huisgenoot werd van Melanchthon. Gedurende den Schmalkaldischen oorlog woonde hij te Heidelberg en te Tübingen, keerde in 1548 naar Wittenberg terug en hield er voorlezingen over rhetorica, sterrekunde, geschiedenis en godgeleerdheid.

In 1551 werd hij hoogleeraar te Rostock, woonde in 1555 den rijksdag te Augsburg alsmede de talrijke theologische twistgesprekken van die dagen bij, werd in 1561 bevorderd tot doctor in de godgeleerdheid, hielp in 1569 in Oostenrijk, voorts in Stiermarken de kerkelijke zaken in orde brengen, ontwierp in 1576 met Martin Chemnitz de statuten der pas-opgerigte universiteit te Helmstadt en nam deel aan het opstellen der „Formula concordiae”. Hij overleed als eerste hoogleeraar in de theologie te Rostock en als lid van het consistorie op den 25sten Junij 1600. Tot zijne geschriften behooren: „Historia confessionis Augustanae (1578)”, — „Regulae vitae (1555)”, — „Chronicon Saxoniae (1595)”, — „Opera theologica (1599)”, — „Orationes (1614)” — en „Epistolae (1614)”.

Nathan Chytraeus, een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Menzingen bij Heidelberg den I5den Maart 1543, studeerde te Rostock onder de leiding van zijn broeder, daarna te Tübingen en werd in 1564 te Rostock hoogleeraar in de Latijnsche taal- en letterkunde, — voorts na zijn terugkeer van eene reis door Engeland, Frankrijk en Italië ook in de dichtkunst, en in 1580 rector der stadsschool. In 1593 werd hij in laatstgenoemde betrekking te Bremen geplaatst, waar hij den 25sten Februarij 1598 overleed. Hij schreef: „Poematum omnium libri XVII (1579)”, — „Fastorum ecclesiae christianae libri XII (1584, in verzen)”, — en eene vertaling in Duitsche verzen van Puchamam's dichterlijke omschrijving der Psalmen.

< >