Nicolas Anne Théodule Changarnier, een Fransch generaal, werd geboren te Autun den 26sten April 1793, ontving zijne opleiding aan de militaire school te St. Cyr, werd sous-lieutenant bij de Koninklijke garde, maar zag zich wegens weinigbeteekenend dienstverzuim overgeplaatst bij de linie-troepen. Met den rang van 1ste-luitenant vertrok hij in 1830 naar Algérië, waar hij aanvankelijk weinig gelegenheid had, om zich te onderscheiden, maar bij den veldtogt naar Constantine (1836) gedroeg hij zich zoo loffelijk, dat hij weldra tot den rang van divisie-generaal opklom, in welke betrekking hij deel nam aan de meeste gevechten in Afrika. In 1848 belastte hij zich met het voorloopig bestuur over Algérië.
Naar Parijs geroepen, wees hij er de portefeuille van Oorlog van de hand, maar werd in de plaats van Cavaignac tot gouverneur-generaal van Algérië benoemd, welke waardigheid hij evenwel niet lang bekleedde, daar het departement Seine hem afvaardigde naar de Nationale Vergadering. Te Parijs zag hij zich voorts benoemd tot opperbevelhebber der Nationale garde en daarna tevens van de eerste militaire divisie. Zijne krachtige maatregelen verhinderden den 29sten Januarij 1849 het uitbarsten van een burgeroorlog in de straten van Parijs, alsmede den 13den Junij den opstand der Republikeinen en Socialisten. Hij werd beschouwd als de verdediger van het monarchale beginsel, doch niet ten behoeve van Napoleon, maar van Orléans, weshalve hij in Januarij 1851 het ontslag ontving uit zijn dubbel commando. De Nationale Vergadering was van voornemen, hem het opperbevel toe te vertrouwen over de troepen, tot hare bescherming bestemd, maar het werd door den staatsstreek verijdeld, daar Changarnier bij die gelegenheid in hechtenis genomen en uit Frankrijk verbannen werd.
Aanvankelijk vestigde hij zich te Mechelen, doch na de afkondiging der algemeene amnestie keerde hij terug naar zijne goederen in het departement Saône-Loire. Schoon een tegenstander van het Keizerrijk, bood hij bij het uitbarsten van den Duitsch-Franschen oorlog het vaderland zijne diensten aan. Hoewel met geen commando belast, begaf hij zich naar Metz, waar hij gedurende de belegering Bazaine ter zijde stond. Den 25sten October begaf zich de grijze krijgsman op last van Bazaine naar het hoofdkwartier van prins Friedrich Karl, om over de capitulatie der vesting te onderhandelen, die 2 dagen later werd vastgesteld.