Een Duitsch geoloog, werd geboren te Hamburg den 16den Maart 1794. Hij studeerde aanvankelijk te Göttingen, maar begaf zich in 1812 op reis, om zijne kennis van landen en volkeren te vermeerderen en tevens de voornaamste hoogescholen te bezoeken. Achtereenvolgens vertoefde hij te Genève, Parijs, Edinburg en Berlijn.
Te Edinburg bleef hij 4 jaren en werd er in 1817 tot doctor in de geneeskunde bevorderd. Van dien tijd af tot 1839 toe bezocht hij als geoloog de merkwaardigste landen van Europa, en hij heeft de uitkomsten van zijn onderzoek in talrijke verhandelingen en kaarten medegedeeld. Van zijne geschriften noemen wij “Essai géologique sur l’Eeosse (1820)”, Geognostische Gemälde von Deutschland (1829)”, “La Turquie d’Europe (1840, 4 dln)”, “Recueil d’itinéraires dans la Turquie d’Europe (1850, 2 dln)”, en “Guide du géologue-voyageur (1836, 2 dln)”. Sedert 1848 is hij lid van de Academie van Wetenschappen te Weenen. Aanvankelijk was hij meestal te Parijs en nam er de betrekking waar van voorzitter van het Geologisch genootschap, — later echter heeft hij zich te Weenen gevestigd.