Wat is de betekenis van aanvankelijk?

2024-04-18
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

aanvankelijk

Het begrip aanvankelijk heeft 2 verschillende betekenissen: 1) beginnend. de aanvang of het begin uitmakend van een handeling, een werking of toestand; oorspronkelijk; beginnend; in het begin. 2) in eerste instantie. in eerste instantie; bij aanvang; in het begin; eerst.

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aanvankelijk

aanvankelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. in het begin, oorspronkelijk Aanvankelijk was de aarde woest en ledig. Hoewel ze aanvankelijk vaak ruzie maakten zijn ze nu toch de beste vrienden. aanvankelijk - Bijwoord 1. in het begin...

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

aanvankelijk

aanvankelijk - bijwoord uitspraak: aan-van-ke-lijk 1. in het begin ♢ aanvankelijk vond hij het goed Bijwoord: aan-van-ke-lijk Synoniemen eerst, oorspronkelijk Tegenstellingen tenslotte, uiteindelijk

2024-04-18
Ambtelijk taalgebruik

Wouter de Koning (1976)

aanvankelijk

1. eerst; 2. eerder.

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aanvankelijk

adv., yn earsten, to’n earsten, yn it earstoan, yn ’e earste opslach.

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aanvankelijk

bn. en bw., 1. waarmee begonnen wordt, eerste : aanvankelijk onderwijs, de eerste trap van het lager onderwijs; — (werktuigk.) aanvankelijke snelheid, de snelheid van een lichaam bij het begin der beweging ; 2. bw., in het begin: aanvankelijk won hij.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aanvankelijk

bn., bw. (waarmee begonnen wordt, in het begin): het - leesonderwijs, de -e snelheid; — enige winst behalen.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aanvankelijk

(a:n'vankələk) 1. bn. eerste, beginnend : het leesonderwijs; de -e snelheid 2. bw. in het begin : ging alles goed.