Onder dezen naam vermelden wij:
Willem IJsbrandsz. Bontekoe, een beroemd Nederlandsch reiziger, geboren te Hoorn in 1587. Vooral eene reis, in 1618 ondernomen, heeft groot opzien gebaard. In December van laatstgemeld jaar stak hij van Texel in zee als kapitein van het schip “Nieuw-Hoorn”, groot 550 last, wél toegerust, rijk bevracht en bemand met 206 koppen. Indië was de bestemming en hij werd vergezeld door 2 kleine vaartuigen. Reeds na 8 dagen reis werd hij door een geweldigen storm beloopen, die 15 dagen woedde.
Bij het omzeilen der Kaap was het scheepsvolk nog gezond, maar kort daarna werden vele door ongesteldheid aangetast, zoodat bij 3 weken op het eiland Bourbon en vervolgens nog eenigen tijd op St. Maria bij Madagascar vertoeven moest. Na het overwinnen van vele bezwaren bevond hij zich den 19den November — dus na verloop van bijna een jaar — in straat Soenda, toen de bottelier door onvoorzigtigheid den brandewijn deed ontvlammen, waarna het brandend vocht tusschen de steenkolen liep, waardoor zulk een geweldige damp ontstond, dat velen, die zich derwaarts wilden begeven, door verstikking omkwamen. Sommigen maakten zich meester van de sloep en de boot en lieten den gezagvoerder en de overigen in een reddeloozen toestand achter. De felle vlammen bereikten eerst de olievaten, toen het buskruid, en het schip vloog met 119 menschen in de lucht.
Bontekoe, gewond en bedwelmd in zee geworpen, kwam spoedig tot zich zelven, redde zich op den mast met één zijner lotgenooten, Harm von Kniphausen genaamd, en werd weldra met dezen opgenomen in de sloep en de boot, welke zich niet ver van daar bevonden. In die ranke vaartuigen bevonden zich nu 72 personen met nagenoeg geene levensmiddelen, geen zeilen of kompas. Men vervaardigde zeilen van hemden en verpleegde zorgvuldig den gezagvoerder, die door zijne kennis ongeveer de plaats bepaalde, waar zij zich bevonden, en den koers, dien zij moesten volgen. Door den honger geteisterd, spraken sommigen er van om door het lot te bepalen, wie de overigen tot voedsel zouden verstrekken. Bontekoe verzette zich daartegen, verwierf uitstel en bereikte weldra een onbewoond eiland op de kust van Sumatra. Van hier kwamen zij op Sumatra zelve, en zagen, na talrijke wederwaardigheden, eindelijk in straat Soenda de Hollandsche vloot onder het bevel van Frederik Houtman van Alkmaar. Deze bragt hen in 1619 te Batavia, waar Bontekoe door den gouverneur-generaal Jan Pietersz. Koen welwillend ontvangen en met het bevel over een proviandschip belast werd.
Na eenige kleine reizen volbragt Bontekoe in 1621 een merkwaardige togt naar China, om er Macao te belegeren of er de Visschers-eilanden (tusschen China en Formosa) in bezit te nemen. Schoon de uitkomst niet in alle opzigten aan de verwachtingen voldeed, werd toch door hem het eiland Formosa in bezit genomen en hierop het fort Zeelandia gebouwd. In 1624 keerde Bontekoe naar Batavia terug, en kreeg verlof om, als bevelhebber over de schepen Hollandia, Gouda en Middelburg, naar het Vaderland terug te keeren. Onderweg werd hij door storm overvallen en geraakte met zijn schip Hollandia verwijderd van de 2 andere, die het Vaderland niet hebben bereikt. Bontekoe deed bij St. Helena een groot Spaansch vaartuig in den grond boren en kwam den 15den November 1625 ter reede van Texel. Verder vinden wij geene bijzonderheden van hem vermeld, als dat hij in 1647 zijn “Journal ofte gedenkwaardige beschrijving van de Oost-Indische Reyse” te Hoorn heeft in het licht gegeven.
Cornelis Bontekoe, een ervaren Nederlandsch geneeskundige. Eigenlijk heette hij Decker en was geboren te Alkmaar in 1647. Hij studeerde te Leiden en was een groot voorstander der wijsbegeerte van Descartes, welke hij ook op de geneeskunde in toepassing bragt. Hij was zeer hardnekkig in het verdedigen van zijne gevoelens, en vestigde zich achtereenvolgens te ’s Hage, Amsterdam, Hamburg, Berlijn enz., zonder ergens rustte vinden. Eindelijk werd hij raad en lijfarts van den keurvorst van Brandenburg en, naar men verzekert, hoogleeraar in de geneeskunde te Frankfort aan de Oder, waarna hij te Berlijn overleed den 14de Januarij 1685 aan de gevolgen van een val. Hij heeft onderscheidene werken uitgegeven, van welke wij noemen: “Nieuw gebouw der Chirurgie (1680)” en “Korte verhandeling van ’t menschelijke leven, gezondheit, ziekte en doodt (1684)”, hetwelk ook in het Fransch is vertaald.