zwanzen - Werkwoord
1. (inerg) leuteren, grappen maken, lollig zijn
♢ ...; met de makkers maakte hij leute en lawaai, zwetste en zwansde hij, zong en zoop; ...
zwanzen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zwans
Woordherkomst
Herkomst: Jiddisj
Gepubliceerd op 30-10-2017
zwanzen
betekenis & definitie