veer - Zelfstandignaamwoord
1. (f)/(m) lichaamsbedekking van een vogel
♢ Vogels in de rui verliezen hun veren.
2. (f)/(m) mechaniche tong of spiraal waarop door buiging spanning gezet kan worden
♢ Het veertje was gebroken en dit bracht het uurwerk tot stilstand.
3. (n): boot of schip toegewijd aan het onderhouden van een regelmatige verbinding over een rivier of een ander water
♢ Het veer tussen Perkpolder en Kruiningen is uit de vaart genomen.
veer - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van veren
♢ Ik veer
2. gebiedende wijs van veren
♢ veer!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van veren
♢ veer je?
Woordherkomst
[1,2] Samentrekking van veder.
Synoniemen
[1]: pluim
[3]: pont
Gepubliceerd op 31-10-2017
veer
betekenis & definitie