Gepubliceerd op 31-10-2017

uitvoer

betekenis & definitie

uitvoer - Zelfstandignaamwoord
1. (economie) de verkoop van goederen aan het buitenland
De uitvoer van Duitse goederen was door de lage euro flink gestegen.
2. het verwerkelijken van iets
Daarmee was het overbodig geworden het plan ten uitvoer te brengen.
3. (informatica) naar buiten gebrachte informatie vanuit een applicatie
De uitvoer is in drie exportformaten (PDF, Excel en ASCII) beschikbaar.
4. (techniek) een leiding die een vloeistof of gas naar buiten leidt
De uitvoer van het afwaswater zat verstopt, wat tot een kleine overstroming leidde.

uitvoer - Werkwoord
1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvoeren
♢... dat ik uitvoer

uitvoer - Werkwoord
1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitvaren
♢... dat ik uitvoer
♢... dat jij uitvoer
♢... dat hij, zij, het uitvoer

Uitdrukkingen en gezegden
♦ num=2
het vonnis ten uitvoer leggen|

Synoniemen
[1]: export

Antoniemen
[1, 3, 4]: invoer

Verwante begrippen
uitvoeren