uitgerust - Werkwoord
1. voltooid deelwoord van uitrusten
uitgerust - Bijvoeglijk naamwoord
1. niet meer moe, met hernieuwde energie
2. van benodigdheden voorzien
Woordherkomst
voltooid deelwoord van uitrusten, samenstelling van uit(bijwoord) en gerust(werkwoord)
Gepubliceerd op 01-11-2017
uitgerust
betekenis & definitie