Gepubliceerd op 01-11-2017

troosteloosheid

betekenis & definitie

troosteloosheid - Zelfstandignaamwoord
1. het troosteloos zijn
De troosteloosheid van het Oost-Groningse veenlandschap heeft eigenlijk ook zo zijn eigen schoonheid.

Woordherkomst
afgeleid van troosteloos met het achtervoegsel -heid

Antoniemen
schoonheid , liefelijkheid, bekoorlijkheid