Gepubliceerd op 01-11-2017

tromp

betekenis & definitie

tromp - Zelfstandignaamwoord
1. (veroud.) iets wat een doffe klank voortgebrengt (blaashoorn, midwinterhoorn, olifantssnuit, geweer, kanon)
1. (veroud.) het mondstuk van een geweer of andersoortige vuurmond, waarlangs vroeger de munitie werd ingebracht
2. het mondstuk van een brandweerslang
3. de slurf van een olifant
2. koepel of overgangslid om een vierhoekige onderbouw te geleiden naar een veelhoekige of ronde bovenbouw
3. (veroud.) blazen op een trompet
4. het blazen van een olifant

tromp - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trompen
♢ Ik tromp
2. gebiedende wijs van trompen
tromp!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trompen
tromp je?

Verwante begrippen
olifantssnuit, slurf, snuit