totaal - Bijvoeglijk naamwoord
1. geheel
♢ De totale productiewaarde van de sector steeg met 10%.
2. volkomen, volledig
♢ De Europese top is uitgelopen op een totale mislukking.
totaal - Zelfstandignaamwoord
1. alle onderdelen tezamen
♢ Het totaal is meer dan de som der delen.
Woordherkomst
afgeleid van het Latijnse tōtus met het achtervoegsel -aal
Gepubliceerd op 01-11-2017
totaal
betekenis & definitie