Gepubliceerd op 01-11-2017

taai

betekenis & definitie

taai - Bijvoeglijk naamwoord
1. (materiaalkunde) moeizaam en plastisch vervormend onder mechanische belasting
De gesmolten suiker vormde een steeds taaiere massa.
2. (kookkunst) moeilijk te snijden, kauwen (van vlees)
Je moet een biefstuk snel aanbraden, te lang bakken maakt het bruin en taai.
3. (figuurlijk) vasthoudend, moeilijk te breken (van personen)
De divisie stuitte op taai en fel verzet toen ze de stad probeerden in te nemen.
4. (figuurlijk) saai, langgerekt
De leraar probeerde de taaie stof met levendige verhalen aantrekkelijker te maken.

Antoniemen
[2] mals