taai - Bijvoeglijk naamwoord
1. (materiaalkunde) moeizaam en plastisch vervormend onder mechanische belasting
♢ De gesmolten suiker vormde een steeds taaiere massa.
2. (kookkunst) moeilijk te snijden, kauwen (van vlees)
♢ Je moet een biefstuk snel aanbraden, te lang bakken maakt het bruin en taai.
3. (figuurlijk) vasthoudend, moeilijk te breken (van personen)
♢ De divisie stuitte op taai en fel verzet toen ze de stad probeerden in te nemen.
4. (figuurlijk) saai, langgerekt
♢ De leraar probeerde de taaie stof met levendige verhalen aantrekkelijker te maken.
Antoniemen
[2] mals
Gepubliceerd op 01-11-2017
taai
betekenis & definitie