spatten - Werkwoord
1. in kleine druppeltjes neervallen of uit elkaar bewegen
♢ Het bloed spat op mijn trui.
2. kleine druppeltjes uit elkaar laten vliegen
♢ De kraan spat alle kanten op.
3. iets of iemand nat maken door er vocht heen te gooien of te trappen
♢ Zij spatte de champagne over de gasten.
spatten - Werkwoord
1. meervoud verleden tijd van spatten
♢Wij spatten
♢Jullie spatten
♢Zij spatten
spatten - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord spat
Verwante begrippen
spetten, spetteren
Gepubliceerd op 02-11-2017
spatten
betekenis & definitie