Gepubliceerd op 04-12-2017

omheen

betekenis & definitie

omheen - Voorzetsel
(scheidbaar)
1. om, rond, rondom, aan alle kanten, langs alle kanten
De bomen staan om de kerk heen.
Vervolgens loop je om een groot beeld heen.

omheen - Bijwoord
(scheidbaar)

Woordherkomst
samenstelling van om en heen