Gepubliceerd op 04-12-2017

obus

betekenis & definitie

obus - Zelfstandignaamwoord
1. (militair) projectiel van een kanon
Op een aangespoeld stuk wrakhout heeft hij in spijkers de namen van alle bestemmingen geslagen. Een man van de wereld werd Fernand, die voor zijn dertigste nooit verder was geweest dan de zee. ‘Voor mijn plechtige communie. Naar De Panne, waar mijn papa mij toonde waar hij in de Eerste Wereldoorlog “gelegen” had nadat hij in Cherbourg gekwetst was geraakt door een obus. Een brave, taaie mens.’
Voor de landbouwers in de Westhoek zijn mortiergranaten even normaal als klokgelui op zondag. Obussen, noemen ze ze hier, een verbastering van het Frans. Tijdens de Slag bij Passendale in 1917 alleen al werden er 40 miljoen afgeschoten. Naar schatting 20 tot 30 procent ontplofte niet, en verdween in de zachte modder.

Woordherkomst
uit het Frans

Synoniemen
granaat, kanonskogel