nek - Zelfstandignaamwoord
1. (anatomie) achterste gedeelte van de hals
nek - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nekken
♢ Ik nek
2. gebiedende wijs van nekken
♢ nek!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nekken
♢ nek je?
Uitdrukkingen en gezegden
♦ iemand met zijn nek aankijken
iemand minachtend behandelen
♦ iemand op zijn nek zitten
iemand continu controleren om te zien of hij het opgedragen werk goed doet, al af heeft, etc.
♦ Ik heb geen ogen in mijn nek!
Ik kan niet zien wat er achter me gebeurt!
♦ nek aan nek
op gelijke positie voortgaan bij een race
♦ over zijn nek gaan
overgeven
♦ tot aan zijn nek in de schulden zitten
heel veel schulden hebben
♦ uit zijn nek praten
onzin praten
♦ Ik breek mijn nek over de rommel!
Er is heel veel rommel!
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: