lenig - Bijvoeglijk naamwoord
1. met soepele ledematen
♢ De lenige jongen klom over het hekwerk of het niets was.
lenig - Bijwoord
1. met soepele ledematen
♢ Hij klom lenig over het hekje.
lenig - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lenigen
♢ Ik lenig
2. gebiedende wijs van lenigen
♢ lenig!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lenigen
♢ lenig je?
Woordherkomst
afgeleid van lei ?? met het achtervoegsel -ig
Verwante begrippen
buigbaar, buigzaam, smijdig
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: