lenig
lenig - Bijvoeglijk naamwoord 1. met soepele ledematen ♢ De lenige jongen klom over het hekwerk of het niets was. lenig - Bijwoord 1. met soepele ledematen ♢ Hij klom lenig over het hekje. lenig - Werkwoord 1. eerste p...
Wiktionary (2019)
lenig - Bijvoeglijk naamwoord 1. met soepele ledematen ♢ De lenige jongen klom over het hekwerk of het niets was. lenig - Bijwoord 1. met soepele ledematen ♢ Hij klom lenig over het hekje. lenig - Werkwoord 1. eerste p...
Muiswerk Educatief (2017)
lenig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: le-nig 1. als je je op veel manieren gemakkelijk kunt buigen en bewegen ♢ danseressen zijn meestal erg lenig Bijvoeglijk naamwoord: le-nig ... is leniger dan ... ...
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (zacht; buigzaam): leerwerk lenig maken met olie; fig. hij is lenig van lijf en leden; fig. lenig van aard zijn.
Jozef Verschueren (1930)
('le:nəch) bn. en bw. (-er, -st) [~ Lat. lenis, zacht] 1. zich gemakkelijk buigend : leer, lood; van lichaam; een -e gestalte. 2. zich gemakkelijk schikkend, meegaand: van aard; de geest -er maken; een -e stijl. Syn. → buigbaar.
T. Pluim (1921)
’t Grondwoord is niet in gebruik, maar behoort tot den Germaanschen wortel len = rekbaar zijn; lenig is dus: buigzaam, meegevend, zacht; vandaar: lenigen = verzachten. (Vergl. ’t Lat. lenis — zacht; lentus — buigzaam.)
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. enbw. (-er, -st), 1. buigzaam, soepel: het leder wordt met traan ingesmeerd om het leniger te maken; een metaal, goed smeedbaar; m.n. van het lichaam en vandaar van personen, zich soepel bewegend, goed kunnende klimmen enz.: hij is erg lenig; 2. (fig.) van aard zijn, meegaand.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: